Jaarboek

Segregatie op het schoolplein

Met een databaseprogramma en een dosis vindingrijkheid analyseerde Trouw de populatie van 7000 basisscholen.


Door Marjan Agerbeek

Hoe gaat het met het aantal zwarte scholen en wat zegt dat over de segregatie in het basisonderwijs? Dat was de vraag achter het project ‘Zwarte scholen’ dat Trouw op 23 mei 2002 publiceerde. Het project was voor mijzelf een soort genoegdoening. In 2000 had ik een vergelijkbaar onderzoek gedaan, maar daar was ik niet tevreden over. Het was niet optimaal gepresenteerd: in de bijlage waarin langere stukken worden geplaatst, kon ik slechts één verhaal kwijt, waardoor ik was genoodzaakt het project op te knippen in zeven korte stukken. Die verschenen verspreid over tien dagen in de krant. Ook inhoudelijk had ik niet alles kunnen doen. De segregatie-trend die ik hoopte te kunnen vaststellen tussen 1994 en 1999, was alleen zichtbaar in de laatste twee schooljaren, en dat was te weinig. In 1994 was een grootscheepse fusieoperatie begonnen, die in de jaren daarna voor een ‘verdunning’ van allochtone leerlingen op de scholen zorgde.

Gelukkig bleef er die eerste keer genoeg ‘zwarte scholen’-nieuws over om van een geslaagd project te spreken. De conclusie dat het aantal zwarte scholen direct na de uitwerking van de fusieoperatie in 1996 weer fors was gestegen, vooral in middelgrote steden, zorgde voor enkele dagen landelijk nieuws. De politiek benaderde zwarte scholen in die jaren als een onderwijskundig probleem, ik had voor een maatschappelijke benadering gekozen. Diverse gemeenten belden naar aanleiding van het lijstje met het aantal zwarte scholen per gemeente dat ik in de krant had gezet. Of ik misschien kon zeggen om welke scholen het ging?

Er was natuurlijk, behalve beroepstrots, ook een inhoudelijke reden om het project in 2002 te herhalen. De belangstelling voor het onderwerp was gestegen en had ook een andere lading, mede door de opkomst van Pim Fortuyn. De discussie ging niet meer over de aanpak van leerachterstanden, maar over de spreiding van allochtone leerlingen, als oplossing voor segregatie. Zwarte scholen worden vaak gezien als symbool van segregatie, de scheiding tussen wit en zwart. Maar dat is natuurlijk larie. Een school met 70 procent allochtone kinderen in Appelscha wijst inderdaad op segregatie, maar in Amsterdam, waar 70 procent van de kinderen nu eenmaal allochtoon is, is zo’n school gemiddeld. Om segregatie vast te stellen moet je op een andere manier kijken. Dat wilde ik proberen.

Het vergaren van de benodigde data was niet zo’n probleem. Ik wilde opnieuw een periode van vijf jaar bekijken, dus een deel van wat ik nodig had stond al op mijn harde schijf. De rest kreeg ik week of zes later per e-mail aangeleverd van de voorlichtingsdienst van OC&W. Het gaat om behoorlijke grote bestanden. Er zijn pakweg 7000 basisscholen. Ik had vijf bestanden van elk 160.000 regels met daarin van elke school per leeftijdsgroep het aantal leerlingen met een bepaald ‘gewicht’, onderwijsjargon voor de achterstandscategorie van een leerling. Daarnaast had ik vijf bestanden met per school het aantal leerlingen dat afkomstig is uit een bepaald land of landengroep. En ik had vijf bestanden met schoolgegevens: denominatie, adres etc. Ik ben nerd genoeg om zoveel megabytes informatie wel lollig te vinden.

Het bewerken van deze databestanden vergt behoorlijk wat basiskennis. Je moet kunnen lezen en schrijven met een databaseprogramma, ik gebruik Access. Je moet weten hoe en waarom OC&W gegevens verzamelt, want dat heeft invloed om de kwaliteit. Je moet weten hoe je de bestanden op fouten kunt controleren. En je moet criteria aanleggen zodat je een kwalitatief goed bestand krijgt. Zo gooide ik alle scholen met minder dan 10 leerlingen eruit. Zo’n laag aantal betekent vaak dat de school alleen administratief bestaat. Deze kennis heb ik opgedaan door veel projecten te doen en vaak mijn neus te stoten.

Het lastigste inhoudelijke probleem in dit project was het vinden van een maat voor segregatie. Hoe stel je vast dat er een scheiding is tussen zwarte en witte scholen? Welke norm hanteer je? En op welk niveau stelt je segregatie vast: wijk, plaats, gemeente, provincie? Ik rommelde een tijdje met Z-scores, een statische methode om afstand te meten. Maar dat was onbevredigend, methodologisch, vooral omdat het te ingewikkeld was om de doorsnee lezer te kunnen uitleggen. Dit was geen prettige fase in het onderzoek. Ik heb op de krant niemand om over dit soort dingen te praten, de kennis is er niet. Gelukkig is er wel morele steun: niemand die me opjaagt ‘is het nu nog niet af’ en niemand die eraan twijfelt dat het een mooi project gaat worden. Maar dat neemt het tobben niet weg.

Uiteindelijk schoot me de oplossing te binnen. Die beschouw ik nog steeds als mijn eigen uitvindinkje omdat ik hem zelfs bij Amerikaanse specialisten in Computer Assisted Reporting nog nooit heb gezien. Ik berekende voor elke plaats het gemiddelde percentage allochtone leerlingen. Scholen die minder dan de helft van dat percentage allochtone leerlingen hadden, noemde ik ‘te wit’, scholen met meer dan anderhalf keer dat percentage ‘te zwart’. Tel het aantal te witte en te zwarte scholen per gemeente, percenteer dit op alle scholen en voilá: een maat voor segregatie. Dat het niveau ‘gemeente’ moest worden had ik gaandeweg al vastgesteld. De gedachte daarachter was: als er sprake is van segregatie, dan is dat vooral een probleem voor een gemeentebestuur.

Daarmee had ik alle cijfers en kon de analyse beginnen. Veel conclusies waren een update van 2000. Zo bleek opnieuw dat het voorkomen van zwarte scholen niets zegt over segregatie: de scheiding tussen relatief witte en relatief zwarte scholen is in de ‘bijbelgordel’ veel sterker dan in de grote steden, waar de meeste zwarte scholen staan. Maar nu kon ik ook melden dat de segregatie was toegenomen, en dat dit vooral kon worden toegeschreven aan ‘witte vlucht’: ouders die hun kinderen naar een witte school school sturen. Met als gevolg dat steeds meer zwarte scholen wegens gebrek aan leerlingen worden gesloten.

Ik zette alles bij elkaar in een ‘alles wat u altijd al had willen weten over…’ vorm. De achtergrondenverhalen en reportages had ik in 2000 al gehad. Toen nog een bericht voor de voorpagina. Dat was lastig, want segregatie is een wel erg complex onderwerp om de krant mee te openen. Ik besloot nog iets meer onderzoek te doen en vroeg de opheffingsnormen voor basisscholen op, die per gemeente verschillen. Zo kon ik uitrekenen dat ook de komende jaren nog een flink aantal zwarte scholen zou moeten sluiten. Verder maakte ik gebruik van een deal met een opiniepeiler, om gratis twee vragen te laten meelopen in een enquête. Ik kon melden dat er onder de bevolking een forse weerstand bestaat tegen scholen met meer dan eenderde allochtone leerlingen. Beide conclusies waren een prima aanloop naar het eigenlijke onderwerp van het project: segregatie.

De impact van het project was opnieuw behoorlijk, maar niet zo heftig als de eerste keer. Misschien omdat het onderwerp minder taboe was en daarom minder als ‘nieuws’ werd ervaren. Wellicht ook speelde de moord op Fortuyn drie weken eerder een rol en de roerige verkiezingen daarna. De meest opmerkelijke reactie stond in het hoofdredactionele commentaar van mijn eigen krant. De schrijver wond zich op omdat ik de keuze van ouders om hun kinderen naar een witte school te sturen met het negatieve ‘witte vlucht’ had afgedaan, terwijl het natuurlijk om ‘weloverwogen beslissingen van burgers’ gaat.

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk