Een dagblad- en een televisiejournalist bundelen hun krachten om aan te tonen dat orthodontisten hun dure levensstijl niet alleen uit de verkoop van beugeltjes betalen.
Door Marcel van Silfhout
‘Wat deze orthodontisten verdienen, kan gewoon niet! Het is crimineel geld. Ze voeren veel hogere omzetten op dan mogelijk is. Er gaat drugsgeld bij. Gokhallen en de horeca vallen teveel op, dus kiezen drugscriminelen veel liever buiten alle verdenking staande branches. Goed verdienende medisch specialisten zoals orthodontisten zijn dus ideaal om geld wit te wassen. De belastingdienst en de FIOD hebben hier geen zicht op.’ Mooi verhaal. De droom van een onderzoeksjournalist. Maar ja, bewijs maar eens of de anonieme tipgever gelijk heeft. De eerste research maakt duidelijk dat onze goed ingevoerde bron wel eens gelijk zou kunnen hebben.
Tientallen vaak anonieme interviews en veel gewroet in kamers van koophandel, kadaster en andere openbare register levert vervolgens ook diverse ontluisterende feiten op. De meeste orthodontisten – zo blijkt uit het doorspitten van de jaarstukken van 90 praktijken – hebben vele miljoenen guldens geparkeerd in BV’s. Halverwege de productie ontdekken we dat een online abonnement op het kadaster een zoektocht mogelijk maakt naar alle onroerend goed dat aan één persoon is verbonden. En inderdaad, naast al dat geld in BV’s, bleek menig orthodontist in het bezit te zijn van meerdere panden dan wel erg dure woningen. Maar al deze gegevens waren natuurlijk niet genoeg om het ‘witwasverhaal’ te staven.
Wat te doen? De handdoek in de ring gooien? Nog langer doorgaan met zoeken? In deze lastige onderzoeksfase bleek het voordeel van samenwerking tussen verslaggevers van twee verschillende media: het Utrechts Nieuwsblad en NOVA. Het gezamenlijk werken was al in een vroeg stadium van het verhaal ontstaan toen ondergetekende UN-journalist NOVA-verslaggever Siem Eikelenboom tegenkwam in het gespit in hetzelfde dossier. Je kunt dan afwachten wie het eerste met het verhaal komt. Maar aangezien een tv-programma en een krant elkaar niet bijten, kun je natuurlijk ook besluiten om de krachten te bundelen. Door samen opnieuw naar al het materiaal te kijken, wisten we dat we een goed verhaal hadden. We waren er in geslaagd om de financiële huishouding van dit deel van de gezondheidszorg transparanter te maken. Het was ons duidelijk dat er iets goed mis zat in de wereld van de orthodontie.
De hoofdredacties van zowel het Utrechts Nieuwsblad als NOVA waren hier ook voldoende van overtuigd en gaven ons het groene licht om door te graven. We konden immers aannemelijk maken dat de 265 praktiserende orthodontisten in Nederland meer verdienen dan verklaarbaar is op grond van een kosten-batenanalyse van een gemiddelde praktijk. Tot die conclusie kwamen we door de normomzet van 970.000 gulden die een orthodontist volgens het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) kan maken, af te zetten tegen de verdiensten (na aftrek van alle praktijkkosten). Dat bedrag, hooguit enkele tienduizenden guldens per jaar, komt bepaald niet overeen met de tonnen (in een enkel geval zelfs 1,5 miljoen gulden) die orthodontisten per jaar in hun BV parkeren.
De vele anonieme interviews met tandtechnici en orthodontisten verklaarden een deel van het raadsel: leveranciers van materiaal zoals brackets en beugels geven fikse kortingen. Bovendien staan orthodontisten in een aantal praktijken nauwelijks meer zelf naast de stoel. Ze laten een groot deel van het ‘medische’ werk over aan veel goedkopere assistentes. Soms zijn dat mondhygiënistes met twee jaar opleiding, maar soms ook onervaren 17-jarige scholieren, zoals bleek uit personeelsadvertenties in regionale kranten.
NOVA had op dit moment in de productie echter nog steeds last van het feit dat het medium tv oppervlakkiger is dan een krant. Hoe was er uit deze brei aan informatie nog een voor de kijkers te begrijpen uitzending te maken? Collega Eikelenboom kreeg het lucide idee om een telefoonronde te houden onder een groot aantal orthodontisten. De simpele vraag – gesteld door de voor deze gelegenheid verzonnen student van de Erasmus-universiteit – ‘hoeveel stoelen telt uw praktijk,’ leverde een verrassend helder resultaat op: de gemiddelde orthodontiepraktijk bestaat niet uit twee tot drie stoelen – zoals het CTG had berekend op grond van cijfers van de beroepsgroep zelf – maar uit vijf tot zes stoelen. Kortom: de orthodontist werkt goedkoper en sneller, terwijl verzekeraars en patiënten meer zijn gaan betalen. Een vergelijkbare situatie dus met de apothekers die medicijnprijzen hoog houden door kortingen zelf in de zak te steken.
Ons verhaal was inmiddels duidelijk. Een probleem bleef echter dat we ruim voldoende documenten hadden, maar bijna niemand die on-the-record wilde praten. Er heerste onder vrijwel iedereen die we hadden gesproken een opmerkelijke angst voor de gevolgen van het naar buiten komen van hun naam. Het was de angst om buitengesloten te worden of om klanten te verliezen in de kleine wereld van de orthodontie. Van de 35 anonieme interviews waren er 14 behoorlijk cruciaal. We besloten om de verhalen als een verklaring op te tekenen om vervolgens deze bronnen te vragen dit te ondertekenen en hun identiteit door een notaris te laten checken. 11 van de 14 bronnen voldeden, vaak na lang aandringen, aan dit verzoek. Het lastige was dat iedereen een kopie van het paspoort moest maken en met de verklaring meesturen. Dat is veel gevraagd voor iemand die anoniem wenst te blijven. De voorlaatste fase van onze gezamenlijke productie was het op de hoogte stellen van onze bevindingen van Zorgverzekeraars Nederland en het College Tarieven Gezondheidszorg. Beide instanties waren onder de indruk van onze gegevens. Ook de Consumentenbond was verheugd aangezien veel mensen in de afgelopen jaren belden met klachten over peperdure orthodontierekeningen.
De laatste fase – het opschrijven van het verhaal – was niet de gemakkelijkste. Hoe stop je een jaar spitwerk (omgerekend bijna drie maanden fulltime) in een drietal artikelen van samen pakweg 3500 woorden? Normaal gesproken is een journalist misschien niet blij met de bezorgd meelezende chef, eindredacteur en hoofdredacteur. Maar met letterlijk een meter aan ordners graafwerk is het goed om hulp te krijgen van al dat lekenverstand bij het onderscheiden van hoofd-en bijzaken.
Het verhaal was fit to print. Het Utrechts Nieuwsblad opende er de zaterdagkrant mee, met een doorlees van anderhalve pagina in de bijlage. Diezelfde avond zond NOVA het verhaal uit op tv. Andere media pikten het verhaal wel op. Maar, opmerkelijk genoeg lag het accent daarbij op de boze en ontkennende reactie van de belangenvereniging Nederlandse Maatschappij voor Tandheelkunde (NMT). Enige dagen later sloot de vereniging van tandtechniekers zich wel aan bij een groot deel van de bevindingen van het UN en NOVA. Pas nadat minister Bomhoff een half jaar na onze publicatie bekend maakte dat hij orthodontisten 25 procent wilde korten, kwam ons bericht op diverse voorpagina’s en in het NOS-Journaal terecht. Op dit moment loopt het onderzoek – verricht door de FIOD en de Economische Controle Dienst – nog steeds. De voorgenomen korting is teruggebracht van 25 naar tien procent.
Hoewel het afwachten is wat dit onderzoek oplevert, zijn er een aantal lessen te trekken. Onderzoeksjournalistiek kan tot een ander verhaal leiden dan oorspronkelijk was bedoeld. En het loont om een poging te ondernemen om een de kosten-en-baten analyse van een specifiek deel van een sector – in dit geval een groep medisch specialisten – onder de loep te nemen. 265 orthodontisten is waarschijnlijk gemakkelijker dan zeg 7400 tandartsen, maar ook zo’n project zal interessante bevindingen op kunnen leveren. Jaarlijks gaat er 42 miljard euro om in de gezondheidszorg, terwijl de ongeveer twintig man tellende Economische Controledienst vrijwel geen onderzoek doet naar eventuele financiële wantoestanden. Kortom: collega’s, er is werk aan de winkel.
Dat we de vermoedens van het witwassen nooit hebben kunnen wegnemen of bewijzen blijft knagen. Feit blijft dat sommige orthodontisten onverklaarbaar grote bedragen in BV’s onderbrengen. Maar hier stuit je wellicht op de beperkingen van de onderzoeksjournalistiek. Een journalist is immers geen politieagent of belastinginspecteur. En die hebben wellicht belangrijkere zaken aan het hoofd dan het vraagstuk van veelverdienende beugelboeren.