Jaarboek

Meer zwarte basisscholen met sluiting bedreigd

Trouw, 23 mei 2002

Door Marjan Agerbeek

Bijna een op de vijf zwarte basisscholen wordt door krimpende leerlingaantallen met sluiting bedreigd, blijkt uit onderzoek van Trouw. Toch neemt het aantal zwarte scholen nog toe. De helft van de Nederlanders vindt dat een probleem.

De krimp van zwarte scholen is al een tijdje aan de gang. Tussen 1998 en 2001 werd de gemiddelde zwarte school in die jaren zes leerlingen kleiner. Trouw liet een peiling uitvoeren door bureau PanelWizard.com om meer zicht te krijgen op de achtergronden. Uit de steekproef onder 1000 Nederlanders blijkt dat forse weerstand tegen zwarte scholen bestaat. Een op de drie zou zijn kinderen niet naar een zwarte school sturen. Een meerderheid vindt het ongewenst als een school meer dan eenderde allochtone leerlingen telt. In het westen is men deze meningen sterker toegedaan dan elders; hier staat dan ook driekwart van de zwarte scholen.

Witte vlucht (autochtone ouders die hun kinderen niet naar scholen sturen met veel allochtone leerlingen of hun kinderen daar zelfs vanaf halen) neemt snel toe. In 1998 zat 16 procent van de zwarte scholen onder de opheffingsnorm, dit schooljaar is dat 18 procent. Landelijk geldt een percentage van acht en dat is de afgelopen drie jaar gelijk gebleven.

Niet alleen scholen met de helft of meer ‘zwarte’ leerlingen kampen met witte vlucht. Ook relatief zwarte scholen, die ruim meer allochtone leerlingen tellen dan gemiddeld in de plaats van de school, kennen leegloop. Dit schooljaar zit 12 procent onder de opheffingsnorm. Overigens betekent dit nog geen sluiting. Dat is pas het geval als een school in twee van de drie achtereenvolgende schooljaren te weinig leerlingen trekt. Meestal komt het voor die tijd tot fusie.

Het aantal zwarte scholen is de afgelopen drie jaar toegenomen, van 500 tot 580. Ook dat komt door witte vlucht: als autochtone leerlingen wegtrekken, blijven de allochtone over en vormen dan al gauw een meerderheid op school. Het aantal gemeenten dat met zwarte scholen kampt is nu 98, acht meer dan in 1998. Witte vlucht blijkt ook uit de toename van het aantal relatief witte scholen, scholen die aanzienlijk witter zijn dan gemiddeld in de plaats van de school. Dat aantal nam tussen 1998 en 2001 met twee procent toe tot 33 procent. In tegenstelling tot wat minister Van Boxtel van grote steden denkt, zijn het niet de bijzondere scholen op religieuze grondslag die met hun selectieve toelatingsbeleid die stijging veroorzaken. De oorzaak zit vooral bij de vaak elitaire algemeen bijzondere scholen, waar het percentage relatief witte scholen de afgelopen drie jaar sterker steeg dan bij andere richtingen. De gereformeerde en reformatorische scholen hebben wel meer relatief witte scholen, maar dat aantal loopt al enige jaren terug.

Trouw, 23 mei 2002, de Verdieping
Zwarte scholen

Door Marjan Agerbeek

De scheiding van wit en zwart zet door in het basisonderwijs. Uit onderzoek van Trouw blijkt dat het aantal zwarte scholen blijft groeien. Op deze pagina de cijfers, de oorzaken en mogelijke oplossingen.

Neemt het aantal zwarte basisscholen toe?

Ja. Dit schooljaar zijn er 580 scholen met meer dan de helft allochtone leerlingen. Uit het vorige Trouw-onderzoek naar zwarte basisscholen, dat begin 2000 werd gepubliceerd, bleek dat er in het schooljaar 1998/1999 500 waren en in 1996/1997 457. Het aantal zwarte scholen omvat nu 8 procent van het totaal. Het onderzoek van Trouw is gebaseerd op leerlinggegevens van het ministerie van onderwijs.

Wat is een zwarte school precies?

Vaak gaat men uit van het aantal zogenaamde ‘1.9 leerlingen’ op een school, tegenwoordig ‘punt-negen leerlingen’ geheten. Dat zijn leerlingen waarvoor de school extra geld krijgt van het ministerie van onderwijs omdat ze een niet-Nederlandse culturele achtergrond hebben én laagopgeleide ouders. Trouw hanteert een bredere definitie omdat het opleidingsniveau van de ouders niet relevant is in een onderzoek naar segregatie. Ouders kijken naar de kleur van de leerlingen op het schoolplein, niet zozeer naar de opleiding van de ouders van die leerlingen.

Achter ‘leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond’ gaat een ingewikkelde definitie schuil. Het zijn leerlingen waarvan tenminste één ouder afkomstig is uit een niet-Engelstalig land buiten Europa (met uitzondering van Indonesië), of uit Griekenland, Italië, Spanje of Portugal, of uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, plus leerlingen van wie een van de ouders erkend is als vluchteling, of behoort tot de Molukse bevolkingsgroep.

Of een school als zwart wordt betiteld hangt af van het percentage leerlingen van allochtone komaf. Steeds vaker wordt daar 70 of zelfs 75 procent voor genomen in plaats van 50 procent, vanuit de gedachte dat er in de grote steden al vaak meer dan 50 procent allochtone leerlingen wonen. Trouw doet dat niet en houdt vast aan 50 procent. Want wie zegt dat zwarte scholen alleen een grootstedelijk verschijnsel zijn? Bij een hoge drempel zie je het ontstaan van zwarte scholen in andere steden niet. Bovendien: als ouders constateren dat meer dan de helft van de leerlingen op het schoolplein een kleurtje heeft, dan vinden ze het een zwarte school, maakt niet uit waar die school staat.

Overigens maakt het voor het landelijke beeld weinig uit voor welke definitie wordt gekozen. Berekeningen met de verschillende varianten wijzen uit dat het aantal zwarte scholen de afgelopen drie jaar tussen de 11 en de 12 procent is gestegen. Volgens de ‘smalle’ definitie, dat wil zeggen als er alleen punt-negen leerlingen worden geteld en de school minstens 70 procent van deze leerlingen moet hebben, zijn er dit schooljaar 322 zwarte basisscholen.

Het aantal zwarte scholen neemt zeker vooral in de grote steden toe?

Nee. Uit het vorige Trouw-onderzoek bleek al dat de toename juist buiten de vier grote steden te vinden is. Dat is nog steeds het geval. Er zijn ook weer meer gemeenten met een of meer zwarte scholen: 98, negen meer dan drie jaar geleden. Daaronder vallen grotere gemeenten zoals Maastricht en Gouda, die nu ieder twee zwarte scholen hebben. Er zijn middelgrote gemeenten bij, zoals Assen, Oss en Gilze Rijen. Maar ook dorpen, zoals Ommen en Grootegast.

Toch moet de stijging van het aantal zwarte scholen in de grote steden niet worden onderschat. Rotterdam kreeg er maar liefst twaalf zwarte scholen bij, Den Haag zes, Utrecht en Amsterdam ieder drie.

Wat is de oorzaak van de stijging?

Een simpele verklaring kan het stijgende aantal allochtone leerlingen zijn. Het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond in het basisonderwijs is de afgelopen drie jaar met 8 procent is gestegen. Maar het aantal zwarte scholen is veel harder gegroeid, met 16 procent.

Er is dus meer aan de hand. En dat is witte vlucht. Steeds vaker kiezen autochtone ouders ervoor hun kinderen niet naar een zwarte school te sturen of hun kind er zelfs vanaf te halen. Daardoor worden scholen met veel allochtone leerlingen zwarter en kleiner. Het gevolg is meer zwarte scholen. Maar er gaan ook zwarte scholen dicht omdat ze te klein zijn geworden. In 2001 telde 18 procent van de zwarte scholen minder leerlingen dan de opheffingsnorm, in 1998 was dat 16 procent. Tussen 1998 en 2001 zou het aantal zwarte scholen met 68 zijn gestegen als niet 18 zwarte scholen het loodje hadden gelegd omdat ze te klein waren geworden.

Er is dus ook meer segregatie in het onderwijs?

Dat hangt af van de plaats waar de school staat. Segregatie is een term die wordt gebruikt om aan te geven dat er een scheiding bestaat tussen relatief witte en relatief zwarte scholen. Dat hoeft niet over volledig witte of zwarte scholen.

Als een gemeente vijf procent allochtone leerlingen telt, en die leerlingen zitten grotendeels op één school waardoor deze school negen procent allochtonen telt, en de andere school één procent, dan is er sprake van segregatie. Maar als een school in Rotterdam 55 procent allochtonen heeft, dan levert die school geen bijdrage aan de segregatie, omdat in Rotterdam 55 procent van de leerlingen van allochtone komaf is. Zo kan het voorkomen dat het onderwijs in plattelandgemeenten sterker gesegregeerd is dan in de grotere steden.

En neemt die segregatie toe?

Ja. Uit het onderzoek blijkt dat de segregatie in het basisonderwijs tussen 1998 en 2001 is toegenomen tot 55 procent. Dat wil zeggen dat 55 procent van de scholen, vergeleken met het gemiddelde percentage allochtone leerlingen in de plaats waar de school is gevestigd, relatief wit of zwart is. De toename is geheel toe te schrijven aan de stijging van het aantal relatief witte scholen, nu 33 procent. Het aantal relatief zwarte scholen bleef gelijk op 22 procent.

Hoe is die segregatie berekend?

Per plaats is het percentage allochtone leerlingen in het basisonderwijs vastgesteld. Vervolgens is van elke school in die plaats bepaald of die, gezien dat gemiddelde percentage, relatief zwart, wit of gemiddeld is. Een school met minder dan de helft van het gemiddelde percentage allochtonen kreeg de kwalificatie relatief wit, een school met meer dan anderhalf keer het gemiddelde percentage allochtone leerlingen is relatief zwart.

Omdat steeds wordt gerelateerd aan het gemiddelde aantal allochtone leerlingen, is de maat ongevoelig voor verandering in dat aantal; het gaat om scholen die van dat gemiddelde afwijken..

Voor de vaststelling van de segregatie per gemeente werden de aantallen relatief witte en zwarte scholen in die gemeente bij elkaar opgeteld, en gerelateerd aan het totale aantal scholen.

Zwarte scholen krimpen door witte vlucht. Geldt dat ook voor relatief zwarte scholen?

Ja, maar het gaat minder hard. Tussen 1998 en 2001 is de gemiddelde omvang van een relatief zwarte school met 1 leerling afgenomen. Dat is meer dan het lijkt, want de gemiddelde school groeide in die periode met 4 leerlingen. 12 procent van de relatief zwarte scholen zit dit jaar onder de opheffingsnorm. Bij de relatief witte scholen is dat 7 procent, het landelijk gemiddelde is 8 procent.

Is de segregatie in het hele land gelijk?

Nee, er zijn forse verschillen. Tussen gemeenten varieert de segregatie van 0 tot 100 procent. Je zou verwachten dat de segregatie toeneemt met het percentage allochtone leerlingen in een gemeente, maar dat is niet het geval. De positie van de grote steden in de ranglijst van meest naar minst gesegregeerde gemeenten illustreert dat; Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Amsterdam staan op de plaatsen 99, 138, 220 en 288.

Den Haag is pas de afgelopen drie jaar uitgegroeid tot de meest gesegregeerde van de grote vier: 71 procent van de scholen is relatief wit of zwart. In 1998 was er nog amper verschil tussen Den Haag, Utrecht en Rotterdam: die zaten alle op een segregatie van zo’n 66 procent.

Amsterdam was met 45 procent al het minst gesegregeerd en is dat nog steeds, maar de segregatie is er wel toegenomen: nu 49 procent. In Rotterdam is de segregatie de afgelopen drie jaar met maar liefst tien procent afgenomen tot 57 procent.

Ook tussen provincies zijn er grote verschillen. Utrecht en Zuid-Holland zijn het meest gesegregeerd, Limburg en Friesland het minst. Opvallend is dat de segregatie in Noord-Holland, net zoals die in Amsterdam, onder het landelijk gemiddelde van 55 procent ligt. Hieruit blijkt opnieuw dat segregatie en het aantal zwarte scholen of het gemiddelde percentage allochtone leerlingen in een gemeenten weinig met elkaar te maken hebben.

Volgens oud-minister Van Boxtel (integratiebeleid) moet het bijzonder onderwijs worden afgeschaft, omdat het restrictieve toelatingsbeleid van religieus gebonden scholen de segregatie in het onderwijs in de hand werkt. Klopt dat?

Dat beeld is erg ongenuanceerd. Om te beginnen bestaat het bijzonder onderwijs niet alleen uit scholen met een religieuze achtergrond. Ook Vrije Scholen en algemeen bijzondere scholen mogen leerlingen weigeren. Kijk je naar het bijzonder onderwijs als geheel dan blijkt inderdaad dat het bijzonder onderwijs veel relatief witte scholen heeft: 38 procent tegen 18 procent in het openbaar onderwijs. In de Randstad is dat nog sterker: 43 procent van de bijzondere scholen is daar relatief wit, tegen 17 procent van de openbare scholen.

De afgelopen drie jaar zijn openbaar en bijzonder onderwijs wel dichter naar elkaar gekropen. Het percentage relatief zwarte scholen is in het bijzonder onderwijs toegenomen en in het openbaar onderwijs afgenomen. Het percentage relatief witte scholen is in openbaar en bijzonder onderwijs in gelijke mate gestegen.

De bijdrage van de verschillende richtingen in het bijzonder onderwijs aan de segregatie loopt sterk uiteen. Zo is 95 procent van de Vrije Scholen relatief wit. De gereformeerde en reformatorische scholen nemen met 87 procent de tweede plaats in. Op de derde plaats staan de algemeen bijzondere scholen met 58 procent relatief witte scholen. De protestants christelijke zuil heeft 41 procent te witte scholen. De rooms katholieke heeft er 29 procent, nog minder dan het landelijk gemiddelde dat op 33 procent ligt.

Bij de reformatorische en gereformeerde scholen en bij de samenwerkingsscholen (fusiescholen van verschillende richtingen) is het percentage relatief witte scholen gedaald, tegen de landelijke trend in.

Klopt het dat scholen met meerdere vestigingen de segregatie versterken doordat zij alle allochtone leerlingen in één vestiging bij elkaar stoppen?

Nee, dat is onjuist of in ieder geval zwaar overdreven. Om te beginnen zijn er slechts 145 scholen met meerdere vestigingen, in totaal gaat het om 297 vestigingen, vier procent van het totaal aantal basisscholen. Die hebben weining invloed op het landelijk beeld. Van deze 297 vestigingen is 58 procent relatief wit of zwart. Dat is 3 procent meer dan landelijk, een niet noemenswaardig verschil.

Van de 145 hebben tien scholen vestigingen met meer dan vijftig procent allochtonen, in combinatie met een of meer wittere vestigingen. Slechts één van die scholen heeft een vestiging met wel erg veel witte kinderen in vergelijking tot de andere vestigingen. Daar blijkt echter een simpele verklaring voor te zijn: de vestigingen staan in verschillende plaatsen.

Zal de segregatie nog verder toenemen?

Daar ziet het wel naar uit. De relatief witte scholen hebben de afgelopen jaren een stormachtige groei doorgemaakt van vijf procent, tegen drie procent landelijk. De relatief zwarte scholen trokken 0,1 procent minder leerlingen, terwijl het aantal leerlingen op scholen, die meer dan vijftig procent allochtonen hebben, steeg.

De segregatie zal dus doorgaan, vooral door de stijging van het aantal relatief witte scholen. De segregatie wordt afgeremd door de sluiting van zwarte scholen die onder de opheffingsnorm terecht zijn gekomen. Dat levert echter wel weer andere problemen op: de bereikbaarheid van basisscholen neemt af, vooral in wijken waar veel allochtone gezinnen wonen.

Wat is er aan te doen?

Het zou helpen als allochtone ouders een tegenwicht worden voor wegvluchtende witte ouders en bewust kiezen voor gemengde of witte scholen in andere buurten. Ondanks het voorbeeld van de drie Turkse moeders in Deventer die daar werk van maakten, is daar echter geen sprake van; de samenstelling van de leerlingenpopulatie van relatief witte en gemengde scholen is de afgelopen drie jaar onveranderd gebleven. Allochtone ouders blijven dus hun kinderen naar de school in de buurt sturen, ook al is die relatief zwart. Veel gemeenten hebben geëxperimenteerd met het spreiden van allochtone leerlingen, gedwongen en vrijwillig, maar dat levert weinig op. Aanpak van het toelatingsbeleid van bijzondere scholen met een religieus karakter zal ook weinig helpen, omdat dit niet de kern van het probleem is. Juist de grotere richtingen, de protestantse en de katholieke, wijken weinig af van het openbaar onderwijs.

Misschien ligt het antwoord in het huisvestingsbeleid van gemeenten. Door te zorgen voor gemengde wijken is er minder risico op segregatie in het onderwijs.

Burgers dwingen in bepaalde buurten te gaan wonen vinden gemeenten echter een aantasting van de vrijheid van woonkeuze. Daarnaast vergt het veel bestuurlijke kracht om de oplossing van wat schijnbaar een onderwijsprobleem is, in de huisvesting te zoeken. Een kracht die bewindslieden nog niet van gemeenten hebben gevraagd. Zo heeft demissionair PvdA-staatssecretaris Adelmund het probleem willen oplossen door de kwaliteit van zwarte scholen te verbeteren.

Segregatie in het basisonderwijs 2001-2002*

*Segregatie: het percentage scholen dat, vergeleken met het gemiddelde percentage allochtone leerlingen in de plaats waar de school staat, relatief wit of-zwart is.

Scholen waarvan de leerlingenpopulatie duidelijk afwijkt van de bevolkingssamenstelling noemen we relatief wit of relatief zwart. De kaart laat zien dat de segregatie het sterkst is in de provincies Zuid-Holland en Utrecht. Bovendien is te zien dat segregatie niet rechtstreeks samenhangt met het aantal allochtone leerlingen.

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk