Jaarboek

Een half miljoen slavinnen

M Magazine, NRC Handelsblad, september 2003

Door Ruth Hopkins

Silda werd twee keer ontvoerd. De eerste keer was ze net veertien jaar. Ze stond de was op te hangen buiten haar ouderlijk huis in Grash, toen ze een vreemd geluid hoorde. Drie jongens doken op achter de struiken en sleurden haar een auto in. Ze herkende een van de jongens, een paar dagen eerder was hij langs geweest bij haar vader met de mededeling dat hij met Silda wilde trouwen. ‘Ze is nog te jong’, had haar vader geantwoord. De jongen werd kwaad. ‘Wacht maar af, ik kom haar halen’, riep hij voor hij vertrok.

In Korinthe, Zuid-Griekenland, waar ze haar naar toe brachten, bleef er weinig over van die trouwplannen. Silda werkte in een koffiehuis, waar ze werd gedwongen te werken als prostituee. Na zes maanden deed de Griekse politie een inval. Ze zetten Silda over de grens. In het zuid-Albanese stadje Gjirokaster klopte ze aan bij de politie om aangifte te doen van vrouwenhandel. ‘De agent vroeg me: waar is je man? Hij was hier, op zoek naar je.’ Ze probeerde de politieagent uit te leggen dat het haar man niet was, maar dat hij haar had ontvoerd en verhandeld. Maar die noodkreet was aan dovemansoren gericht. Ze durfde geen aangifte meer te doen en belde haar vader, die haar op kwam halen. De handelaar had haar vader ook al gesproken. Hij trok de aangifte van vermissing van zijn dochter in.

Toen ze terugreden naar Grash in het onherbergzame noorden van Albanië schreeuwde haar vader tegen haar. Ze was thuisgekomen zonder echtgenoot, iedereen in het dorp wist wat zij in Griekenland had gedaan. Ze was een schande voor de familie. Thuis mocht ze het huis niet meer uit. Ze moest binnen blijven en haar moeder helpen. ‘Ik was niet meer dan een stofzuiger. Ik mocht nergens heen, mocht niet naar school, elke dag moest ik het huis schoonhouden en doen wat mijn moeder me zei’, vertelt ze.

Ineenstorting

(…) Silda is een van de geschatte honderdduizend slachtoffers van mensenhandel, die van 1993 tot 2001 zijn ontvoerd, misleid en doorverkocht vanuit Albanië. Veel van die slachtoffers zijn minderjarig. Na de ineenstorting van het communistische dictatoriale regime in 1991 ontvluchtten Albanezen massaal hun land. Vijftig jaar lang was het land volledig afgesloten geweest van de wereld tijdens de dictatuur van Enver Hoxa en zijn opvolgers. Wat overbleef na de omwenteling, was een zwakke staat: Albanië is een van de armste en corruptste landen in Europa. Dankzij de hechte netwerken van stammen en clans ontstond een voedingsbodem voor criminele bendes die contact legden met hun collega’s in bijvoorbeeld Italië en Griekenland. In korte tijd werden drugs en vrouwen exportproduct nummer één. De roekeloosheid van de criminele netwerken, de kleine oppervlakte van het land, de hechte sociale verbanden, de rigide familie-eer en de corruptie van de autoriteiten maakten Albanese vrouwen zeer kwetsbaar. Handelaren wisten hen makkelijk te vinden en te intimideren.

(…) Silda vertelt haar verhaal in een kamertje in het opvanghuis in Eindhoven. Haar zes maanden oude zoon zit bij haar op schoot. Hij heeft grote blauwe ogen en is druk in de weer. Silda’s uitstraling is flets. Ze is nog jong, maar ze heeft een vermoeid en getekend gezicht, met diepe groeven onder haar ogen. De situatie thuis werd op den duur onhoudbaar. Met haar schoolvriend Ishmal besprak ze vluchtplannen. Samen zouden ze in het naburige stadje Bulqiz gaan wonen. In de nacht pakte ze haar kleren. Maar op de afgesproken plaats wachtte niet Ishmal haar op, maar vrienden van hem. Wij brengen je wel naar de stad, Ishmal komt later, zeiden ze. ‘Ishmal heb ik nooit weer gezien. Ik denk dat hij me verkocht heeft aan die mannen. Ze brachten me naar Vlora.’ ‘s Nachts voer Silda vanaf de Albanese zuidkust in een speedboot met drie handelaren, een lading drugs en twee andere meisjes naar Italië. Silda werd in Florence op straat aan het werk gezet. ‘We vermoorden je familie, zeiden ze tegen me als ik tegenstribbelde. Ik wist dat ze mijn familie en dorp kenden, dus ik heb gedaan wat ze zeiden.’ De criminelen hadden haar onder controle, als ze weigerde, werd ze mishandeld. Steun zoeken bij de andere vrouwen had ook geen zin, want die verklikten haar. Als er geen werk meer was, verplaatste de bende hun ‘onderneming’ naar een ander land. Na een jaar kwam Silda terecht in Brussel, en eventjes in Frankrijk, maar het werk leverde in beide landen te weinig op. In september 1999 arriveerde ze in Amsterdam. Op de tippelzone zou ze goed geld verdienen, verwachtten haar pooiers.

Ontkenning

(…) ‘Lange tijd hebben de Albanese autoriteiten ontkend dat het land kampte met een vrouwenhandelprobleem’, zegt Simon Arapi, een IOM-medewerker die in 2002 training gaf aan de Albanese politie. Nog steeds beweren sommige overheidsvertegenwoordigers dat prostitutie en vrouwenhandel in Albanië niet voorkomt. De politie besteedde geen aandacht aan de opsporing van vrouwenhandel en was er soms zelfs bij betrokken. Slachtoffers van vrouwenhandel doen daarom vaak geen aangifte van hun daders. Prostitutie was tijdens het regime van de dictator Hoxha tot 1985 een onbespreekbaar onderwerp. De erfenis daarvan is dat prostitutie nog steeds strafbaar is, ook voor de prostituee zelf. ‘Tijdens de politietraining hebben we op het onderscheid tussen prostitutie en vrouwenhandel gehamerd. De agenten zagen geen verschil en arresteerden ook slachtoffers van vrouwenhandel die terugkeerden’, zegt Arapi.

Omdat er met handel in vrouwen enorme winsten worden gemaakt en de salarissen van de politie laag zijn, worden veel politiefunctionarissen medeplichtig aan de handel of kijken voor een zacht prijsje een andere kant op. Zo staat het hoofd van de politie in Vlora terecht voor mensenhandel en enkele maanden geleden werden 70 agenten ontslagen of vervolgd voor hun aandeel in deze criminele activiteiten.
Hoewel de toetreding tot de Europese Unie voor Albanië nog in de verre toekomst ligt, hebben dat vooruitzicht, en de zware druk van de Verenigde Staten ertoe geleid dat de bestrijding van vrouwenhandel in Albanië de laatste jaren is opgevoerd. In 2001 werd een nationale strategie opgesteld om mensenhandel tegen te gaan. De opsporing en vervolging van de daders moet geïntensiveerd worden en de opvang en reïntegratie van de slachtoffers verbeterd.

Sinds vorig jaar is het aantal mensenhandelzaken dat bij het OM terecht komt met twintig procent gestegen. De hoofdaanklager stelt in zijn jaarverslag dat dit te danken is aan actievere internationale en nationale politiekorpsen. ‘Het belangrijkste aan de nationale strategie is dat de verschillende ministeries, nationale en internationale organisaties nu met elkaar overleggen en samenwerken’, zegt Avni Jashallari, politiechef van de afdeling bestrijding mensenhandel van het nationale korps in Tirana. Maar een medewerker van de Organisatie voor Samenwerking en Veiligheid in Europa (OVSE) die anoniem wil blijven nuanceert de positieve geluiden: ‘De nationale strategie is een prachtige tekst, maar echt een dode letter. De winsten die worden gemaakt met mensen-, drugs- en wapenhandel zijn zo buitenproportioneel groot dat het land niet zonder kan.’

Vogelvrij

(…) De grootste lacune in de Albanese wetgeving en praktijk is het ontbreken van enige bescherming voor verhandelde vrouwen. Als ze terugkeren naar hun land zijn ze vogelvrij. Als ze aangifte doen en getuigen tegen hun daders lopen ze nog grotere gevaren. ‘De getuigenverklaringen van de vrouwen zijn de belangrijkste bron van bewijs in een rechtszaak. We kunnen namelijk geen gebruik maken van geavanceerde opsporingsmethoden, daar is geen geld voor’, zegt Ardi Visha, openbaar aanklager in Tirana. Maar veel vrouwen trekken vaak uit angst hun verklaring weer in, als ze überhaupt al aangifte doen en met politie en justitie samenwerken.

De macht en middelen van de Albanese maffia overstijgen die van de Albanese staat. De snelheid waarmee de Albanese triades zich een dominante positie in het criminele circuit in West-Europa hebben verworven, is verbluffend. In steden als Hamburg, Amsterdam en Londen hebben ze vaak meer dan de helft van de illegale prostitutiemarkt in handen.

‘Na de ineenstorting van het communistische dictatoriale regime in 1991, kwam het Albanese volk in een soort collectieve psychose terecht’, zegt Majlinda Bregu, journalist en docent sociologie aan de universiteit van Tirana. ‘Hoxha en zijn opvolgers hadden alle banden met andere staten afgesneden. Het volk wist niks over de wereld, we leefden op een eilandje en dachten dat we het mooiste land op aarde hadden. Maar na de omwenteling bevond Albanië zich onderaan de ladder in de wereld en stelde eigenlijk weinig voor. Iedereen wilde het land uit. Hoe nieuwer de Mercedes, hoe machtiger en dus crimineler de bezitter. De Albanese maffia ontdekte dat je met handel in vrouwen, drugs en wapens snel geld en dus aanzien verkreeg.’

Volksopstand

De ineenstorting van de frauduleuze piramidale spaarschema’s in 1997, waardoor talloze burgers zwaar werden gedupeerd, deden de rest. De economie was verwoest, er volgde een volksopstand. Woedende Albanezen plunderden wapendepots en het land was maandenlang overgeleverd aan totale anarchie. Het was de perfecte voedingsbodem voor de Albanese en buitenlandse criminele netwerken. De kneepjes van het vak leerden ze van de Italiaanse maffia, die belang had bij Albanië als bron- en doorvoerland van wapens, vrouwen en drugs.

Bij Interpol en Europol staat de Albanese maffia bekend als een van de meest wrede criminele netwerken ter wereld. Ze schuwen geen enkel middel, hakken ledematen af, dienen elektroshocks toe, ontvoeren, verkrachten en martelen. Waarom excelleren de Albanese criminelen in wreedheid? ‘Met die methodes dwongen ze respect en aanzien af bij bijvoorbeeld de Russische en Chinese maffia. Een andere oorzaak is te vinden in de traditionele en conservatieve maatschappij. De Albanese vrouw is ondergeschikt aan de man. De aanpak van huiselijk geweld wordt bijvoorbeeld niet gezien als een verantwoordelijkheid van de staat’, zegt Bregu. ‘Ook hier in de stad worden mannen gezien als ‘betere’ mensen. Zwangere vrouwen krijgen een zoon toegewenst en een ongetrouwde vrouw ouder dan twintig is een bron van schaamte.’

(…) Vrouwen verdwijnen niet alleen, een groot probleem is ook de bedreiging van vrouwen die zijn teruggekeerd. In 2002 hebben internationale organisaties met de Albanese overheid een zogenoemd ‘relocation scheme’ opgesteld voor situaties waarin bedreigingen escaleerden. In mei van dat jaar werd een vrouw zeer ernstig bedreigd, nadat haar aangifte en getuigenverklaring leidde tot de arrestatie en veroordeling van een crimineel netwerk. De handlangers van de criminelen wisten haar en haar kind overal te vinden, ze klopten aan bij elk opvanghuis in het land en bedreigden haar en haar familie met de dood. ‘Ik was geschokt dat er geen mechanisme of regeling bestond om in deze gevallen in te grijpen’, vertelt Lara Calas, de Amerikaanse projectleider van het departement voor mensenrechten van de OVSE in Tirana. ‘Wij hebben in samenwerking met de Amerikaanse ambassade, internationale organisaties en de Albanese justitionele autoriteiten deze vrouw zo snel mogelijk het land uit geholpen. In Albanië kreeg ze geen enkele getuigenbescherming.’ Na lang aandringen was een West-Europese ambassade bereid de vrouw een verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verstrekken. De vrouw vertrok met haar kind, in het grootste geheim. Sindsdien zijn er vijf andere vrouwen op dezelfde wijze vertrokken. ‘Een ad hoc regeling is niet genoeg. We zoeken naar mogelijkheden om vrouwen in levensbedreigende situaties sneller en vaker het land uit te krijgen’, zegt Calas, maar ze denkt niet dat het ook daadwerkelijk gaat lukken. ‘De ontvangende West-Europese landen zien vrouwenhandel toch als een probleem van illegale immigratie en zijn daardoor erg huiverig om al te vlot permanente verblijfsvergunningen toe te kennen.’

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk