Jaarboek

Afrikaanse schotels

‘Zendingsdrang’ bracht correspondent Michiel Hegener ertoe alle ICT-inspanningen in Afrika eens onder de aandacht te brengen en af te rekenen met een vooroordeel.


Door Michiel Hegener

Afrika is groot en internet is nog groter. Zelfs een boek over internet in Afrika zou bij voorbaat mank gaan aan een ernstig tekort aan feiten. Niemand die het overziet. Echte generalisaties zijn pas mogelijk als je ruwweg alles weet over de twee componenten van ‘Internet in Afrika’. Vergeet het maar.

Wel doenlijk: je peillood neerlaten op een aantal plaatsen, geografisch en anderszins. Daartoe was AFRICA.COM – effectiever dan ontwikkelingshulp een poging.

Globaal zijn er twee benaderingen. De eerste is bronnenmateriaal, het internet vooral, afstruinen om voorbeelden te vinden. Op het internet staan vrijwel alle lopende projecten waar donoren bij zijn betrokken, en tevens veel geweldige-maar-helaas-nog-niet-gerealiseerde projecten. Probleem is: over wat voor project zit je te lezen of info te downloaden? Van haast alle vermelde plannen blijft onduidelijk wat er nou echt van terecht is gekomen.

Methode twee: ter plekke gaan kijken en praten. Dat heeft verre mijn voorkeur. Het is leuk om te doen, zeker voor een verstokte Afro-optimist, en je kunt zelf controleren of niet over zeepbellen gaat. Je bespaart je ook een lading theorie over ‘de plaats van ICT in Afrika’: in het veld hoor je vooral veel over het directe nut.

Als kader en toetssteen voor mijn bevindingen diende de manier waarop in het Westen gedacht wordt over ICT in Afrika, ook al worden die opvattingen haast nergens geëxpliciteerd. Een paar veel voorkomende Westerse misverstanden en vooroordelen:
•Het belang van internet voor de gewone Afrikaan wordt stelselmatig onderschat
•Het belang van het world wide web wordt overschat; zeker 90 tot 95 procent van het Afrikaanse internetgebruik betreft email
•Bij ons verving email de postzegel, de telefoon en de fax, media die maar zeer beperkt functioneren in Afrika. Dáár vervangt email grotendeels lopen, fietsen of in de bus zitten om informatie te halen of te brengen.
•Internet in Afrika gaat niet via pc’s thuis, maar via internetcafés
•Vrijwel de hele stedelijke bevolking in Afrika weet van email. Vooral onder jongeren is het aantal gebruikers zeer hoog. Ze zitten pakweg een kwartier per week in een internetcafé en gebruiken haast allemaal yahoo, hotmail of een andere webmail. Ze zijn dus niet aan één café gebonden. Daardoor is de concurrentie tussen de cafés groot, dalen de prijzen en stijgt de kwaliteit
•Per satelliet is elke plek in Afrika (en ter wereld) voor een paar duizend euro rechtstreeks aan te sluiten op de internet backbones in het Westen. Te duur voor een huishouden, goed betaalbaar voor een internetcafé. Internet in Afrika gaat, anders dan bij ons, vrijwel geheel per satelliet.

Dat was dus de opzet van AFRICA.COM: de geselecteerde informatie van het web en uit het veld, liefst het laatste, zodanig brengen dat een aantal vooroordelen en misverstanden onder vuur kwamen te liggen. De directe aanleiding was een reis naar Ghana in januari 2002 om de ICT-ontwikkelingen daar te bekijken. In 1995 was ik ook in Ghana (en Burkina en Ivoorkust), met hetzelfde doel; in 1998 was ik op zoek naar ICT-gebruikers in Kenya, Uganda en Tanzania. En in de tussentijd had ik veel congressen en vergaderingen over ICT in Afrika bijgewoond en beschreven, in artikelen of in verslagen voor de deelnemers.

In 2001 organiseerde het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking zeven bijeenkomsten voor eigen ambtenaren en ICT-experts uit binnen- en buitenland (d.w.z.: de Derde Wereld en westerse donoren aan ICT projecten). Doel van de bijeenkomsten was het eigen ICT-beleidsplan scherp te krijgen. Ik mocht de verslaglegging doen: 26.000 woorden aan uitgetypte geluidsbanden, ingedikt tot 16.000 woorden rapportage. Dat werk plus mijn reizen hadden me vervuld van zendingsdrang – iets waarvan de ideale journalist zich verre houdt.

Steeds weer signaleerde ik dat mensen in Nederland, mijn buren, vrienden en familie voorop, geen idee hadden van de invloed van ICT op het armste continent. En tijdens de reis naar Ghana in 2002 besefte ik hoezeer ik zelf ondanks al mijn kennis achter liep op de feiten. Verbaasd ontdekte ik dat in een stad als Accra honderden internetcafés floreerden. Schoolkinderen in een stadje in het binnenland vertelden me dat zij zelf en vrijwel al hun klasgenoten een yahoo- of een hotmail-account hadden.

Hoofdredacteur John Verhoeven van Onze Wereld reageerde direct enthousiast op mijn voorstel om over Ghana te schrijven – en over de rest van Afrika. Of ik dat laatste zelf gesuggereerd heb of dat John ermee kwam, weet ik niet meer. Zeker is dat hij veel meer pagina’s wilde dan ik in gedachten had, toen ik de redactie belde. Je bent freelancer en je wilt wat, maar niet meteen tien pagina’s in een blad waar je je voor het eerst meldt.

Welke impact heeft het verhaal nu gehad? Eén van de vervelende aspecten van journalistiek is, dat die reacties vrijwel altijd buiten beeld blijven. Als regel reageren alleen woedende en hevig gekwetste lezers. Voor zover ik weet bleef de schade dit keer beperkt tot een paar lezers in Nederlandse NGO-kringen die me te optimistisch vonden over de werking van vrije marktmechanismen bij de verspreiding van internet in Afrika. Volgens hen had veel meer nadruk moeten liggen op het belang van Westerse hulp. Uiteraard moeten donoren blijven helpen om onbemiddelde groepen die internet goed kunnen gebruiken (scholen, ziekenhuizen, coöperaties), het digitale tijdperk binnen te loodsen. Maar mijn vaststelling is nu juist dat internet zich op eigen kracht heel goed over Afrika verspreidt.

Tot slot iets over de research te velde. Afrikanen in de ICT-branche zijn meestal graag bereid tot praten vertellen, ook omdat ze vrijwel allemaal qualitate qua met de buitenwereld communiceren. ICT in Afrika gaat vooral over infrastructuur, want dat is op veel plaatsen het grote struikelblok. Ik heb nooit meegemaakt dat telecom-apparatuur en -infrastructuur, niet mocht zien.

Hoogtepunt van mijn laatste reis was het bezoek aan het punt aan de Ghanese kust waar de kersverse SAT-3 glasvezelkabel uit Europa aan land komt. Ingenieurs van Ghana Telecom lieten me alles zien en beantwoordden iedere vraag. Een bezoek aan het grote Intelsat station van Ivoorkust – met twee schotels van 32 meter doorsnee – verliep net zo soepel. De minister van telecommunicatie van Kenya was na twee telefoontjes beschikbaar voor een interview. Ook bij scholen en coöperaties met internet en bibliotheken die aan het digitaliseren waren was het eenvoudig. Even aanlopen, afspraak maken en interviewen. Of op z’n Afrikaans: je melden en direct een rondleiding krijgen en vragen stellen.

Veel van die scholen internetcafé’s et cetera zijn te vinden via het internet zelf, al ruim voor vertrek. Maar pas op! Veel internet hotspots blijven voor de search engines verborgen. En er staat nooit bij, wie nou écht de interessante mensen zijn. Er is maar één manier om daar achter te komen: ga naar Afrika.

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk