De dopingaffaire rond Lance Armstrong heeft niet alleen het wielrennen in diskrediet gebracht, maar ook de sportjournalistiek. Waarom is er jarenlang zo weinig journalistiek onderzoek verricht naar doping en andere misstanden in de sportwereld? En hoe kan het dan wél? Nou, bijvoorbeeld door een onderzoeksjournalist aan een sportredacteur te koppelen, zo blijkt tijdens het VVOJ Café, maandagavond 14 januari, op de redactie van het Algemeen Dagblad in Rotterdam. “Ik kreeg telefoontjes van nummers die tien minuten later niet meer bestonden.” (Foto: Hans Heiligers)
Sprekers: Peter Brems (Canvas Panorama), Wessel Penning (Algemeen Dagblad) en Thijs Zonneveld (freelance)
Gespreksleider: Miro Lucassen
Datum: 14 januari 2013
Locatie: Redactie Algemeen Dagblad, Rotterdam
Verslag: Arno Kersten
Foto’s: Hans Heiligers
Een anekdote van Wessel Penning, sinds kort sportchef bij het Algemeen Dagblad: “Ik noem geen namen, maar laten we zeggen: Neerlands bekendste ploegleider die bij een opening in een museum het publiek toesprak, herkende een sportjournalist en richtte zich tot hem met de woorden: ‘Ik heb altijd zo heerlijk met jou kunnen werken. Ik vertelde jou altijd vanalles en je deed er nooit wat mee.’”
“Het probleem van een generatie sportjournalisten in een notedop”, concludeert Penning tijdens het VVOJ Café over journalistiek onderzoek naar misstanden in de sport, op de twaalfde verdieping van het AD-gebouw in het centrum van Rotterdam.
Sportjournalisten vinden zichzelf de laatste tijd terug in de beklaagdenbank. Het USADA-rapport over de dopingpraktijken van wielrenner Lance Armstrong heeft niet alleen de sporter zelf, maar ook de sport én de sportjournalistiek in diskrediet gebracht. Want waarom hebben sportjournalisten al die jaren zo weinig van de misstanden aan het licht gebracht?
Penning drukt zich voorzichtig uit: “Ik denk dat het vooral de babyboom-generatie sportjournalisten is die het gevoel heeft in de beklaagdebank te zitten. Je kan niet iedereen over één kam scheren, maar ik denk dat de sportjournalistiek wel wat heeft uit te leggen.”
Een poging tot verklaring begint al snel bij een voor de hand liggende observatie: sportjournalisten zitten dicht op het wereldje dat ze kritisch horen te volgen. Net als parlementair journalisten, een vergelijking die vanavond vaker uit de kast komt.
Penning ziet ook een verschil. “Als je politiek journalist bent, dan hoop je dat je op een schandaal stuit. Als je sportjournalist bent, hoop je vooral dat ze winnen.”
Fan-beleving, analyseert journalist en ex-profrenner Thijs Zonneveld, zit meer of minder ingebakken in elke sportjournalist. Een sportliefhebber geniet van een goeie wedstrijd en van buitengewone prestaties.
“Er zijn ontzettend veel overeenkomsten tussen sport- en politieke journalistiek. Er zijn bij allebei winnaars en verliezers. De winnaars willen vertellen waarom het zo goed ging, de verliezers benadrukken graag waarom het verlies toch nog meeviel. Maar politici brengen zelf verhalen naar buiten, die willen met je praten”, aldus Zonneveld.
Sporters niet.
Afhankelijk
Sportjournalisten zijn afhankelijk van de sporters over wie ze schrijven. Wie een goede relatie verstoort met kritische stukken, loopt het risico zichzelf in de vingers te snijden.
Zonneveld: “Als je onderzoek wilt doen, komt het vaak neer op zoveel mogelijk mensen spreken en de puzzelstukjes bij elkaar brengen. Het probleem is dat sportjournalisten afhankelijk zijn van hun bronnen. Als die wegvallen, omdat ze ruzie hebben gemaakt, dan hebben ze een probleem.”
Sportjournalisten die tegels lichten en misstanden aan de kaak willen stellen, krijgen bovendien al snel het verwijt dat ze de sport beschadigen. De vuile was buitenhangen doe je toch niet, als sportliefhebber?
Ex-beroepsrenner Zonneveld is bezig met een onderzoek binnen de wielersport. “Tegen mij wordt gezegd: ‘Jij bent wielrenner geweest en nu maak je de sport kapot. Je maakt onze ploeg kapot. Jij bent verantwoordelijk als er straks vijftig mensen op straat komen te staan.’”
“Dan moet je wel stevig in je schoenen staan. Het kan geen kwaad om mensen van buiten de sport bij een onderzoek te betrekken.”
Dat doen ze bij het AD ook. Journalisten van de kersverse onderzoeksredactie worden gekoppeld aan collega’s van specifieke deelredacties, zoals de sport. Voor resultaten is het nog te vroeg, zegt sportchef Penning, maar hij heeft goede hoop dat het wat oplevert.
Zwart geld
Typerend genoeg gaat het niet zelden om misstanden die eigenlijk publiek geheim zijn. Een publiek geheim dat nooit echt grondig werd onderzocht.
Peter Brems deed dat wel, voor Canvas Panorama. Als buitenstaander infiltreerde hij de voetballerij. En met succes.
“Net zoals iedereen wist dat er doping werd gebruikt bij het wielrennen, wist iedereen ook al jaren dat er in het Belgische voetbal zwart geld circuleert”, vertelt Brems.
Het onderwerp was nog niet eerder opgepikt. “We hebben in de archieven gezocht, maar we hebben niet één sportjournalist kunnen vinden die een stuk maakte over zwart geld.”
Met een grijns: “Toen wij het deden, was de reactie van sportcollega’s: Zoho, ze hebben iets ontdekt wat niemand nog wist.”
Brems en collega Leendert Derck presenteerden zich namens een nepbedrijfje. Dat bedrijfje klopte aan bij voetbalclubs om geld aan te bieden. Met de vraag of er iets met het bonnetje viel te doen. “Er was van alles mogelijk, een grotere factuur of een kleinere factuur. We boden vijftienduizend euro als sponsorgeld, maar er kon makkelijk een ander bedrag op de factuur. Het geld werd dankbaar aangenomen.”
“Het kan een groot voordeel zijn om van buiten de sport te komen. Dingen die veel te evident worden gevonden, vind ik niet evident. Zoals te hoge facturen maken. Dan wordt er gezegd: dat is gemeenschapsleven, de sport draait daarop. Maar ik vind dat niet normaal”, zegt Brems.
Niet iedereen is blij met zulke onthullingen. En de tegenstanders zitten niet alleen bij de clubs. Brems weet van een collega die onderzoek deed naar omkooppraktijken in het voetbal, en die vervolgens werd verketterd op de sportredactie.
Ook Brems ervaarde weerstand vanuit de eigen gelederen. “We vertelden aan collega’s dat we bezig waren met een undercover-actie. Het nieuws kwam snel bij de clubs terecht. Waar het lek heeft gezeten, weten we niet. Maar we werden er wel door in gevaar gebracht.”
Vier maanden werkte Brems fulltime aan het onderzoek, met hulp van Derck. De kijkcijfers waren goed, al zul je net zien: de uitzending stond geprogrammeerd tegenover een voetbalwedstrijd op het andere kanaal.
“Na de uitzending probeerde ik mijn mail te openen op mijn telefoon, maar dat lukte niet”, vertelt Brems. “En ook niet op de computer. Ik vroeg de jongens van IT wat er aan de hand was. Het bleek dat er voortdurend pogingen werden gedaan om in mijn mail te geraken.”
Derck: “Ik kreeg telefoontjes van nummers die tien minuten later niet meer bestonden. Of waarbij er een heel vreemd nummer in de display verscheen.”
Brems: “Op een gegeven moment had iemand het over een verdachte auto in de straat. Je wordt er bijna paranoïde van.“
Vermoedens en bewijs
Bewijs vinden om vermoedens van misstanden te staven, is vaak buitengewoon lastig. Bovendien: wanneer zijn sportprestaties verdacht? Een middelmatige renner die opeens een fantastisch seizoen fietst, heeft ‘ie doping gebruikt of gewoon keihard getraind? Of allebei?
Zonneveld: “Als Rutte de verkiezingen wint met 98 procent van de stemmen, dan voel je: hier klopt iets niet. Dan ga je dat uitzoeken.”
“In de sport is het een glijdende schaal. Er is altijd iemand de beste en er is ook altijd wel iemand die veel beter presteert dan je had verwacht. Dat maakt sport zo interessant. Wie beslist wat normaal is?”
“Doping valt niet aan te tonen met statistieken. Je kunt niet zeggen: iemand gaat zoveel procent harder, dus die heeft iets gebruikt. Als je dat opschrijft, krijg je een rechtszaak aan je broek en die verlies je terecht. We leven in een wereld waarin je onschuldig bent totdat je schuld is bewezen. Je weet pas zeker dat iemand doping gebruikt als je hem de spuit in zijn reet ziet zetten. En dat zie je niet.”
In de zaal wordt geopperd dat het meer zin heeft om de werking van een verrot systeem bloot te leggen dan een individuele sporter aan de schandpaal te nagelen. Die opmerking is Zonneveld uit het hart gegrepen.
“Ik vind dat journalisten vaak hetzelfde doen als wat ze sporters verwijten: integriteit opzij schuiven voor resultaat op korte termijn. Snel willen scoren, veel heisa creëren. Wat de NOS laatst gedaan heeft, beschuldigingen uitzenden van een anonieme renner zonder, ook nog eens zonder hoor en wederhoor, dat is hetzelfde als wat renners doen.”