Kenniscentrum

‘We worden gezien als pottenkijkers’

Yvonne van de Meent analyseert de financiële positie van scholen

Freelance journalist Yvonne van de Meent analyseert al jaren de financiële positie van scholen. Dit voorjaar publiceerde ze in het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond onder de kop ‘Misplaatst armoedegevoel’ een onderzoek naar de veelal riante vermogens van 1272 besturen in het basisonderwijs. Het bestuderen van cijfertjes is maar het halve werk, zegt ze: de journalistieke opdracht is te duiden. En passant werd er ook nog een noviteit gelanceerd: een nieuwe website die de jaarcijfers van universiteiten tot basisscholen voor iedereen toegankelijk maakt.

Tekst: Arno Kersten, 7 juli 2008

I Bijna naar de rechter voor openbare informatie

Openbare informatie opvragen is iets anders dan openbare informatie krijgen. Dat ondervond freelance journalist Yvonne van de Meent jaren terug al toen ze tijdens onderzoek naar de financiële situatie van hogescholen en regionale opleidingscentra (roc’s) van eerder onwetende dan onwillige instellingssecretariaten geregeld te horen kreeg dat de jaarrekening toch echt niet zomaar kon worden opgestuurd. De laatste jaren heeft ze haar blik verlegd naar het funderend onderwijs: de basis- en middelbare scholen. Eind vorig jaar deed ze onderzoek naar de financiën van 350 schoolbesturen in het voortgezet onderwijs. En dit voorjaar publiceerde ze ‘Misplaatst armoedegevoel’, een analyse van de vermogens in het basisonderwijs.

Zeker dat laatste onderzoek is een aanzienlijke operatie geweest. De eerste stap was het bemachtigen van de jaarcijfers van een kleine 1300 besturen. En omdat het ministerie jarenlang al plechtig transparantie belooft, klopte Van de Meent half oktober aan bij het Cfi, de uitvoeringsinstantie die de cijfers verzamelt. Ze vroeg de jaarcijfers op over 2006, die besturen formeel voor juli 2007 bij Cfi ingediend moesten hebben. Ter achtergrond: 2006 was het eerste jaar waarin besturen in het primair onderwijs via de zogenoemde lumpsum grote bestedingsvrijheid genoten.

Het duurde tot 14 februari 2008 voordat Van de Meent haar verzoek zag ingewilligd. Eerst waren de cijfers er niet (november/december). Daarna waren ze nog niet compleet (begin januari). En daarna waren ze nog niet geschikt voor publicatie (eind januari). Staatssecretaris Dijksma wilde namelijk eerst zelf een brief naar de Tweede Kamer sturen voordat ‘de media’ ermee aan de haal gingen.

“Op een gegeven moment wisten we dat de cijfers er waren en dat we aan het lijntje werden gehouden”, aldus Van de Meent. De totaalcijfers bleken al bij het CBS online verschenen. Nadat haar opdrachtgever, hoofdredacteur Robert Sikkes van het Onderwijsblad, het ministerie uiteindelijk met een kort geding had gedreigd, kwamen de gevraagde gegevens per schoolbestuur alsnog op tafel. “Een buitengewoon merkwaardig fenomeen”, typeert Van de Meent. “Iedereen, ook het ministerie, vindt dat deze informatie openbaar is, maar je moet met juridische stappen dreigen om de informatie daadwerkelijk te krijgen.”

Ze vermoedt niet zozeer een kwade strategie, alswel een mentaliteitskwestie: “ Ik heb het gevoel dat journalisten worden gezien als lastige pottenkijkers die hen maar een beetje van hun echte werk lopen af te houden. Alsof de gegevens die ze beheren van hen zijn, of van de staatssecretaris. Ambtenaren beseffen niet dat openbare informatie verschaffen aan het publiek ook een deel van hun werk is. En ik denk dat ze op politiek niveau door hun staatssecretaris ook niet echt worden aangespoord om de buitenwacht te bedienen met jaarcijfers.”

II Ruwe data verrijken en slepen met cijfers

Het scheelde dat Van de Meent vooraf exact had aangegeven over welke gegevens ze wenste te beschikken. Half februari kreeg ze het gevraagde Excel-bestand met de ruwe kerngegevens: lijsten met brin-registratienummers, op adres van het betreffende administratiekantoor. Al snel ontdekte ze dat er allerlei hiaten waren. De drie werkbladen in het Excel-bestand bevatten verschillende lijsten, met verschillende aantallen schoolbesturen. En allemaal bleven ze een eind onder het vooraf veronderstelde landelijk aantal van zo’n zestienhonderd schoolbesturen.

“In de ene lijst stonden er een stuk of dertig meer, daarmee begon de ellende al”, aldus Van de Meent. “Dus gingen er nog een heleboel mails heen en weer naar Cfi. Maar omdat we zo’n heibel hadden gemaakt, werkten ze op zich wel mee.”

Om per bestuur de gedetailleerde gegevens in beeld te krijgen, werd bij het wetenschappelijk onderzoeksbureau ITS in Nijmegen het Cfi-bestand gekoppeld aan andere data. Zo werd de lijst verrijkt met gegevens over denominatie, maar ook over geografische locatie en omvang van de besturen. Daarmee kon ITS op verzoek ook specifieke bewerkingen uitvoeren met extra factoren: hoe verhoudt de financiële rijkdom zich tot de omvang van een bestuur, hoe verhoudt hij zich tot de denominatie, of de mate van verstedelijking? Van de Meent: “Die verschillen bleken er achteraf eigenlijk niet echt te zijn. De protestants-christelijke scholen waren iets rijker, maar het was vooral een kwestie van rijk, rijker, rijkst.”

Tijdens het telefoongesprek scrollt Van de Meent af en toe hoorbaar door haar databestand heen; door de hoorn klinkt het gekraak van het muiswieltje. “Je hoort het zeker wel, hè”, grinnikt ze. “Dat gesleep met die getallen, je krijgt er een behoorlijke tennisarm van. Al die cijfers sleep ik voortdurend naar een apart blad, want je wilt niet riskeren dat er iets met de basisgegevens gebeurt.”

Dat stoeien met getallen mondt geleidelijk uit in een beeld van de werkelijkheid. “Je zit van alles uit te proberen. Rangschikken op vermogen, rangschikken op het exploitatiesaldo, verzin het maar. Welk beeld laten de cijfers zien? En hoe kan ik dat beeld nou het beste overbrengen aan het publiek? Weinig lezers zullen weten wat solvabiliteit of rentabiliteit betekenen, maar ‘tien procent per jaar overhouden van je inkomsten’ snappen de meeste mensen wel.”

III Zoeken naar het verhaal achter de cijfers

Cijfers ordenen, verrijken en rangschikken is essentieel, maar slechts het halve werk. Minstens zo belangrijk, zegt Van de Meent, is de journalistieke opdracht de feiten te duiden. Naast de kwantitatieve vergt het onderzoek een kwalitatieve analyse.

“Alleen die cijfers is geen verhaal, dat is hooguit een nieuwsbericht. Je stelt jezelf de vraag: wat is er aan de hand? Achter dezelfde cijfers kan verschillend gedrag schuilgaan. Dus ik spreek directeuren, boekhouders en andere betrokkenen, ga weer met die cijfertjes aan de slag, bel weer mensen. Langzamerhand ben ik op het verhaal van het misplaatste armoedegevoel gekomen.”

En toen kwamen ook de wc’tjes.

“ Ja”, lacht Van de Meent. “Die wc’tjes, het is een cliché, maar het werkt wel.”

Het verhaal viel op z’n plaats tijdens een gesprek met een schooldirecteur. “Die school vraagt ouders om de wc’s elke dag een keertje extra schoon te maken, omdat ze anders zo vies worden. Toen ik vroeg of dat niet een beetje armoedig is en of ze niet gewoon een extra schoonmaakhulp kon inhuren, zei zij: dat is heel normaal, dat doet toch bijna elke basisschool? Dat is het dus, besefte ik, dit is het armoedegevoel. Scholen denken dat ze niet genoeg geld hebben om een schoonmaker een extra uurtje in te huren en vragen daarom vrijwilligers om te komen opdraven.”

Ook voor de balans in het verhaal, en het beeld dat ze wilde schetsen, kwamen de wc’tjes als een welkome illustratie. De top van de vermogensranglijstjes wordt gedomineerd door kleine bestuurtjes, met één of enkele scholen. Daarmee zou het beeld vertekend kunnen raken, want de financiële rijkdom bestaat breed in het basisonderwijs.

“De kleintjes komen allemaal in de top tien. Maar de anekdote van de wc’tjes hoort bij een van de grootste besturen. Dat kwam goed uit, want ik wil wel het goede verhaal vertellen. En niet dat het verhaal wordt afgedaan met: het zijn allemaal exentrieke schooltjes.”

Zulke overwegingen, welke ingrediënten kruiden je verhaal, zijn geen bijzaak. “Je moet goed nadenken over de presentatie. Hoe breng je het verhaal, hoe zet je het neer? Dat is heel essentieel bij dit soort onderzoeksprojecten.”

IV Een brei aan cijfers publiceren en de zegeningen van internet

Een prangende vraag diende zich aan bij de voorbereidingen van de publicatie: hoe gaan we al die gegevens nou presenteren, zonder dat de lezer verdrinkt in de getalletjes? De beproefde formule voorziet in een artikel plus enkele tabellen in de gedrukte uitgave van het Onderwijsblad, en de uitgebreide cijfers op internet.

In het verleden vergezelde ze haar artikelen over hogescholen en roc’s met een zelfgemaakt Excel-overzicht op internet. “Dat beschouwde ik meer als een journalistieke verantwoording: geloof je niet wat er in mijn verhaal staat, kun je de cijfers erachter zien. Bij veertig hogescholen kun je best nog een paar tabellen in het blad zetten. Maar op een gegeven moment loop je tegen de grenzen aan. Het moge duidelijk zijn dat je niet een Excel-bestand met 1300 besturen op je site kwakt.”

De publicatie van de basisonderwijs-cijfers werd door hoofdredacteur Sikkes aangegrepen om een nieuwe stap te zetten: er moest een nieuwe, aparte website komen waarop de financiële kerncijfers van alle besturen in alle onderwijssectoren te vinden zouden zijn. Die site, www.hoerijkismijnschoolbestuur.nl, kwam er met dank aan de technische ondersteuning door ITS gelijktijdig met de papieren publicatie.

“Dat is een flinke stap vooruit die we gezamenlijk hebben gemaakt”, aldus Van de Meent. De gedachte erachter is simpel: niet alleen journalisten, maar ook docenten, ouders en andere betrokkenen moeten snel en simpel over de cijfers van hun schoolbestuur kunnen beschikken. “Nu is die informatie openbaar voor iederen die gewooon eens wil weten hoe het zit met de geldpotjes van hun school.”

Die controle is beslist relevant, aldus Van de Meent. “Er gaat per jaar 7 miljard naar het basisonderwijs en dat komt in handen van autonome schoolbestuurtjes die voor een deel volstrekt niet weten waar ze mee bezig zijn.”

En voor de goede orde: ze heeft ook even uitgezocht hoeveel het nou eigenlijk kost om een schoonmaakdienst in te huren. Ze zegt: “Bij de school van die ene directeur die ik sprak konden ze met hun reserves achttien jaar lang een schoonmaker inhuren.”

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk