Jaarboek

‘Mink K. kocht hoogste kringen om’

Overzicht Jaarboek 2006

cover2006Inmiddels geliquideerde informant deed boekje open over ‘machtigste crimineel van Nederland’

*De Telegraaf, 21 januari 2006*

Uitgelekte documenten van de AIVD, met het stempel ‘staatsgeheim’, tonen aan dat de geheime dienst eind jaren negentig drugs- en wapenhandelaar Mink K. in het vizier had als ‘de machtigste crimineel van Nederland’ met tal van corrupte contacten in het overheidsapparaat.

Door Joost de Haas en Bart Mos

In het onderzoek MIKADO probeerde de AIVD de namen te achterhalen van ‘platte’ ambtenaren. Zo werd een plan opgesteld om de administratie te bemachtigen van K.’s rechterhand Jan Femer, belast met het uitbetalen van steekpenningen. De deze week aangehouden ex-politieman in de zaak van de Hells Angels was naar verluidt ook gelieerd aan K.

De tentakels van de groep-K. reikten volgens de inlichtingendienst heel ver: ‘Niet uitgesloten kan worden dat hij corrupte relaties op hoog niveau heeft.’

Een gouden bron, zo zag de geheime dienst de informant, die veel wist over topcrimineel Mink K. en ‘platte’ politieagenten. Hij was erbij toen forse bedragen werden uitbetaald in chique hotelkamers. Maar namen kon hij zich telkens niet herinneren. De dienst vermoedde dat hij daarbij uit zelfbescherming handelde. ‘Misschien kunnen we hem toch verleiden alles te vertellen,’ staat in een verslag. ‘Zo bieden we hem de mogelijkheid om, indien hij geliquideerd wordt, toch wraak te nemen op zijn moordenaars.’

Dat was het begin van een ultragevoelig onderzoek van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) naar de criminele organisatie van Mink K., alias De Lange. De informant, die aanvankelijk huiverig was om volledig mee te werken, kreeg als codenaam ‘Sentaro’.

In stukken van de AIVD, die deze krant heeft ingezien, wordt Sentaro omschreven als een ‘zeer kwetsbare bron’ dicht bij de top van de organisatie.

Sentaro beweerde dat de groep van K. een aantal hoge ambtenaren bij politie en justitie gecorrumpeerd zou hebben. ‘In ruil voor geld zouden deze personen K. waar nodig waarschuwen. Per jaar zou de organisatie twee miljoen gulden reserveren voor dit doel,’ aldus de AIVD-dossiers.

De topinformant deed ook onthullingen over omvangrijke wapenhandel en zogeheten ‘contra-strategieën’, waarbij getracht werd het rechtsbestel te destabiliseren. Naast Sentaro werd nog een tweede informant gerund. Deze crimineel met codenaam ‘Herfstbos’ bevond zich in de ‘periferie’ van de organisatie.

De soms schokkende verklaringen van Sentaro en Herfstbos waren voor de AIVD de belangrijkste aanleiding om Mink K. en zijn organisatie eind 1997 aan te duiden als potentieel staatsgevaarlijk.

Rechtsorde
Omvang en zwaarte van de criminaliteit vanuit de groep-K. in combinatie met de vanuit deze hoek ondernomen contra-strategieën betekenen een serieuze bedreiging van verschillende facetten van de rechtsorde,’ aldus de AIVD. De dienst formeerde het team MIKADO om de als ‘machtigste crimineel van Nederland’ omschreven K. aan te pakken.

In de loop van het onderzoek zou blijken dat de organisatie van K. de beschikking had over enorme wapendepots met onder meer grote hoeveelheden semtex en ‘honderden antitankraketten’. Verder werd vastgesteld dat er contacten waren met de terreurorganisaties IRA, ETA en Hezbollah.

K. verdiende miljoenen met de handel in hard- en softdrugs en was volgens de AIVD-rapportages ‘de koning van de geweldsfactor’. Zo dreigde hij volgens informanten zelfs gebouwen van justitie op te blazen en een rechter te vermoorden.

Zijn organisatie zou schuilgaan achter een reeks liquidaties, waarbij volgens informant Sentaro vuurwapens zijn gebruikt die ‘geleend’ werden van de politie. Uit een verslag van de AIVD blijkt dat het zou gaan om in beslag genomen pistolen, die uit het politiebureau werden gehaald.

‘Deze pistolen, met label en al, werden na de liquidatie weer teruggelegd. Een onderzoek moest zo wel tot niets leiden, aangezien er niet iemand vermoord kan worden met een pistool afkomstig uit een politiebureau.’

Een van de geruchtmakendste onderwereldmoorden waarmee K. in verband wordt gebracht, is de liquidatie van Jaap van der Heijden. Deze Alkmaarse drugshandelaar kwam in 1993 om het leven bij een aanslag met een bom, die in een plastic tas aan zijn voordeur hing. Mink K. is begin vorig jaar voor de moord aangehouden in de halfopen gevangenis in Heerhugowaard, waar hij een straf van drieëneenhalf jaar uitzat voor een wapenvondst. Sindsdien zit K. vast in Scheveningen.

Robert Mink K. (44), een gesjeesde rechtenstudent en ex-commando, begon zijn criminele loopbaan in de jaren tachtig. Hij klom razendsnel omhoog in het milieu en wist na de liquidatie van Klaas Bruinsma veel macht naar zich toe te trekken. K. bereikte de top mede dankzij het omstreden rechercheteam IRT.

Volgens de AIVD was de Amsterdammer het belangrijkste doelwit van het IRT, maar wist K. zo veel over de lopende onderzoeken dat híj uiteindelijk degene was die aan de touwtjes trok.

‘Dubbelagenten’
K. stuurde ‘dubbelagenten’ af op het IRT en profiteerde naar verluidt van het doorlaten van tientallen containers met verdovende middelen.

Zijn reputatie was snel gevestigd. K. boezemde veel angst in, ook bij politie en justitie. Dit blijkt onder meer uit een verklaring die een officier van justitie aflegde tegenover de AIVD. ‘K. zou een levensgevaarlijke vent zijn,’ aldus deze aanklager, die medio jaren negentig van de leiding van het openbaar ministerie (OM) opdracht zou hebben gekregen om een onderzoek naar de topcrimineel stop te zetten. ‘Anders gaan wij er allemaal aan,’ zou de top van het OM de officier hebben toegebeten.

Diverse politiefunctionarissen en officieren van justitie die eind jaren negentig door de AIVD werden gehoord, gaven blijk van hun opluchting dat de geheime dienst K. kennelijk wel op de korrel durfde te nemen.

Veelzeggend is dat het MIKADO-team vanaf het begin de Amsterdamse politie wantrouwde. Voorkomen moest worden ‘op wat voor wijze dan ook contact te zoeken met de Amsterdamse politie totdat we meer duidelijkheid hebben over de corruptie binnen dit korps’.

Het beeld dat Sentaro schetste, stemde het team niet gerust. De rechterhand van K., voormalig taxichauffeur Jan Femer, was volgens Sentaro de financiële man die zich bezighield met het uitbetalen van de corrupte contacten. De in 2000 geliquideerde Femer, alias Jan Snor, zou in de jaren negentig kapitalen hebben overhandigd aan platte ambtenaren.

Half miljoen gulden
Zo gaf Femer volgens de dossiers in het bijzijn van Sentaro een half miljoen gulden aan ‘een hoge politieman’. Ook vertelde de informant van de uitbetaling van 400.000 gulden aan een corrupte ‘politie- of justitieambtenaar’ in een Amsterdams hotel. Mink K. zou aanvankelijk zelf meegaan, maar was verhinderd en stuurde Sentaro mee met Femer. Uit een AIVD-verslag: ‘De man schrok van de aanwezigheid van een voor hem onbekende persoon. Femer stelde de man echter gerust met de woorden “als je mij vertrouwt, kan je hem ook vertrouwen; hij hoort bij ons”. Femer overhandigde de man een enveloppe met geld en beide mannen verlieten het hotel weer.’

De AIVD was erop gebrand de geheime omkopingsadministratie in handen te krijgen die Femer bijhield. Sentaro meldde dat de belastende informatie door Femer was ondergebracht bij ‘een buurman’. Een plan om de namenlijst weg te halen viel echter in het water door ‘een reorganisatie’ bij de inlichtingendienst.

Blijkens een evaluatieverslag van team MIKADO, uit de zomer van 1999, is de dienst er niet in geslaagd de wapendepots van Mink K. te lokaliseren. Dit werd toegeschreven aan ‘capaciteitsgebrek’.

Zwaar wapentuig
Wel kon de AIVD vaststellen dat K. de beschikking had over zwaar wapentuig. De dienst slaagde in dat bewijs door ‘de aankoop van een antitankraket’, zo blijkt uit een geheim verslag aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten in de Tweede Kamer. De aangekochte raket ging vervolgens per ongeluk af in een kazerne van de marechaussee.

Gevreesd werd dat K. zware wapens zou leveren aan terroristen. Vaststond, aldus de AIVD, dat de Amsterdammer nauwe banden had met de verbindingsman van de door Iran gesteunde moslimextremistische Hezbollah, alsmede met een Spaanse familie die gelieerd was aan de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Daarnaast deden hardnekkige verhalen de ronde over zijn contacten met IRA-leden.

Over de acties bedoeld om justitie te beschadigen kreeg de dienst meer helderheid. Informant Herfstbos meldde dat de organisatie van K. in de jaren negentig schuilging achter de geruchtmakende inbraken bij het Amsterdamse OM en officier van justitie Valente. Ook was K. volgens Herfstbos degene die in 1996 de hoofdsleutel van het cellenhuis in het Amsterdamse justitiecomplex door een onbekende man liet overhandigen aan De Telegraaf. Deze man beweerde destijds te handelen namens een ‘anarchistische actiegroep’. In de analyses van de AIVD wordt ervan uitgegaan dat K. deels uit ideologische motieven de rechtsgang wilde ontwrichten. Herfstbos meldde ook dat de topcrimineel destijds twee miljoen gulden beschikbaar had voor het zoekraken van justitiedossiers.

De corrupte contacten bleven de meeste aandacht houden bij het team MIKADO, hoewel ook in dat deel van het onderzoek niet alles kon worden bevestigd. Zo beschikte K. via een platte medewerker van de Rijksdienst voor het Wegverkeer over een laptop met daarin alle afgeschermde kentekens van politie, justitie, AIVD en bijzondere opsporingsdiensten. Sentaro zou de laptop aan de AIVD leveren, maar de leiding van het onderzoeksteam durfde de pc niet in ontvangst te nemen uit vrees dat het apparaat door K. was ‘geprepareerd’.

Het is naar verluidt slecht afgelopen met de informant, die aan het begin van het onderzoek te horen kreeg dat hij bij voorbaat wraak kon nemen op zijn moordenaars door het noemen van namen. Volgens betrouwbare bronnen is in de lange liquidatiereeks van de afgelopen jaren ook Sentaro om het leven gebracht.

Staatsgeheim
De Telegraaf publiceert vandaag delen uit een als staatsgeheim bestempeld dossier van de AIVD. Besloten is om alleen de hoofdlijnen in het geheime onderzoek naar Mink K. te behandelen, omdat openbaarmaking daarvan in het algemeen belang wordt geacht. Het gaat daarbij vooral om aanwijzingen over corruptie in het opsporingsapparaat, alsmede de door de AIVD gesignaleerde omvang van de criminele organisatie rond Mink K.

TOELICHTING
Staatsgevaarlijk?

Maanden na hun eerste, geruchtmakende publicaties over de gelekte Mink K.-dossiers ontdekten Telegraaf-verslaggevers Bart Mos en Joost de Haas dat ze werden gevolgd en afgeluisterd als ‘staatsgevaarlijke elementen’. De zaak die de twee journalisten vervolgens aanspanden tegen de AIVD en de verantwoordelijke minister Remkes zal in laatste instantie dienen voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De persvrijheid in Nederland staat immers op het spel.

Door Joost de Haas

Geschokt en verbijsterd waren Bart Mos en ik toen wij in mei van dit jaar in een restaurant in Den Haag een reeks ambtsberichten van de geheime dienst onder ogen kregen.

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bleek ons maandenlang te hebben afgeluisterd en geobserveerd. In de ambtsberichten – gericht aan de Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding – werd haarfijn uit de doeken gedaan waar, wanneer en met wie wij gesprekken voerden.

Het onderzoek naar ons liep kennelijk al vanaf het moment dat onze eerste publicaties over de gelekte Mink K.-dossiers in De Telegraaf waren verschenen. Zo meldde de geheime dienst in een ambtsbericht van 6 februari dat wij op 24 januari (drie dagen na ons eerste verhaal) een ontmoeting hadden met twee personen. Een van hen zagen wij weer op 26 januari, aldus de AIVD, die eraan toevoegde dat de twee genoemde personen al voor het verschijnen van onze publicaties ‘telefonisch in contact hebben gestaan met Bart Mos’.

Een nog treffender bewijs van de AIVD-operatie tegen ons, leverde een ambtsbericht van 4 mei. Daarin stond vermeld dat wij voorbereidingen troffen om ‘op korte termijn een artikel te publiceren over Paul H.’ (de van lekken verdachte ex-AIVD’er) èn dat wij over nog niet eerder gepubliceerde foto’s van Paul H. beschikten.

Hierdoor kwam voor ons onomstotelijk vast te staan dat wij waren afgeluisterd. Want op het moment dat de AIVD het ambtsbericht aan justitie verstuurde, waren alleen wij op de hoogte van het voorgenomen Paul H.-artikel. Het artikel verscheen uiteindelijk op 6 mei.

Kort geding
‘Dat de AIVD door journalisten af te luisteren en te observeren van tevoren weet waarover zij gaan schrijven is een ernstige inbreuk op de persvrijheid,’ zo betoogde onze advocaat B. Le Poole tijdens het kort geding dat De Telegraaf samen met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en het Genootschap van Hoofdredacteuren aanspande tegen de AIVD.

In eerste instantie bepaalde de kortgedingrechter dat de AIVD de inzet van ‘bijzondere bevoegdheden’, zoals afluisteren en observeren, moest staken. De reden: er was onvoldoende rechtvaardiging voor deze operatie, juist omdat wij slechts als ‘doorgeefluik’ hadden gefungeerd en verder op zorgvuldige wijze waren omgesprongen met de uitgelekte gegevens.

De Staat verkondigde het standpunt van de AIVD: er kan en mag niets gezegd worden over operationele zaken, maar als uitgangspunt geldt dat de dienst een zogeheten ‘a-onderzoek’ instelt wanneer geheime stukken uitlekken.

Zo’n a-onderzoek is gebaseerd op artikel 6 lid 2 sub a van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV). Daarin staat als een van de taken van de AIVD omschreven: het verrichten van onderzoek naar

‘organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden, dat zij een gevaar vormen voor:

– het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor

– de veiligheid, of voor

– andere gewichtige belangen van de staat.’

Met andere woorden: wij werden beschouwd als ‘staatsgevaarlijke elementen’.

Ook het openbaar ministerie trad hard op: Bart Mos en ik werden als verdachten bestempeld in het rijksrechercheonderzoek naar het ‘schenden van staatsgeheimen’. Daarop staat een celstraf van maximaal zes jaar.

De rijksrecherche nodigde ons keurig uit voor een verhoor. Het spreekt voor zich dat wij met een beroep op ons journalistieke verschoningsrecht hebben geweigerd antwoord te geven op alle vragen die zouden kunnen leiden tot de onthulling van de identiteit van onze bronnen.

Wel moesten wij DNA-materiaal afstaan en werden onze vingerafdrukken afgenomen.

Het openbaar ministerie zou pas later beslissen of wij verder worden vervolgd.

Een belangrijke steun in de rug – ook voor collega-journalisten, die net als wij stuiten op staatsgeheimen en hun professionele plicht doen door daarover te publiceren – vormen twee recente uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Het gaat om de arresten Stoll/Zwitserland en Dammann/Zwitserland van 25 april 2006. In het eerste geval maakte journalist Stoll gebruik van een vertrouwelijke nota van de Zwitserse ambassadeur in de VS. In het tweede geval vond journalist Dammann een justitieambtenaar bereid om aan te geven welke verdachten van een bankroof een strafblad hadden en welke niet.

In beide gevallen oordeelde het Europese hof dat de strafrechtelijke veroordeling van de journalisten wegens schending van beroepsgeheimen in strijd is met de vrijheid van nieuwsgaring en meningsuiting, zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

Schokkend
Wij hebben in onze zaak de afluisterpraktijken en het strafrechtelijk onderzoek als bijzonder schokkend ervaren. Het gaat niet alleen om aantasting van onze reputaties en beroepseer – wij zijn gewoon bezig met ons werk als serieuze journalisten – maar ook om inbreuken op onze privacy. Want door het tappen van onze telefoons heeft de AIVD tegelijkertijd een inkijk gekregen in ons privé-leven.

Dat het allemaal zó ver zou gaan, hadden wij niet verwacht toen wij de beschikking kregen over uitgelekte AIVD-dossiers. De Telegraaf heeft er immers op zuivere gronden voor gekozen om delen van de dossiers openbaar te maken.

Zoals in een verantwoording bij ons eerste artikel werd uitgelegd, besloten wij alleen de hoofdlijnen in het geheime onderzoek naar Mink K. te behandelen. Openbaarmaking daarvan achtte de krant een zaak van algemeen belang. Het ging daarbij vooral om aanwijzingen van corruptie in het opsporingsapparaat. Met de informatie zijn we op prudente wijze omgegaan. Zo hebben we heel veel namen weggelaten uit oogpunt van privacybescherming.

Verder hebben wij bewust zeer zware beschuldigingen uit de dossiers onvermeld gelaten, omdat het veelal ging om de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen of omdat vaak sprake was van louter speculaties en geruchten.

Gezien het in eerste aanleg gewezen vonnis in de ‘afluisteraffaire’ vond de rechter eveneens dat wij zorgvuldig te werk waren gegaan. Aangezien wij ook nog voor de publicatie de geheime documenten aan de AIVD hadden afgestaan, was het afluisteren en volgen van ons, in de ogen van de rechter, ‘een verregaande inbreuk op de uit artikel 10 EVRM voortvloeiende vrijheden van meningsuiting en van nieuwsgaring’. Een grote overwinning voor de journalistiek. Een duidelijker signaal had de rechter niet kunnen geven: ‘afluisterminister’ Remkes ging finaal onderuit.

Hoger beroep
Remkes ging onmiddellijk in hoger beroep. Maar het gerechtshof in Den Haag gaf de AIVD eind augustus opnieuw een tik op de vingers. Het hof oordeelde dat het afluisteren en observeren in ieder geval veel te lang was doorgegaan. Maar in tegenstelling tot de rechtbankpresident vond het hof dat het starten van een AIVD-operatie tegen ons in beginsel wel was toegestaan. Er was, zo meende het hof, sprake van een ‘onloochenbare behoefte in het algemeen belang’ waardoor de inbreuk op de persvrijheid was gerechtvaardigd. Het ging immers onder andere om het voorkomen van de verdere verspreiding van staatsgeheimen.

Toch, vond het hof, wil dat niet zeggen dat de AIVD een vrijbrief heeft om journalisten af te luisteren. Er moet juist uiterst terughoudend mee worden omgegaan. In onze zaak had de geheime dienst moeten stoppen toen andere personen in beeld kwamen ‘bij wie de journalistieke bronbescherming niet in het geding is’.

De AIVD had al na drie dagen moeten stoppen met afluisteren en observeren. Vanaf dat moment had de dienst zich volgens het hof op deze andere personen moeten richten. In plaats daarvan, zo neemt het hof nu als vaststaand aan, is de inlichtingendienst doorgegaan met de operatie tegen ons tot het vonnis van de rechtbankpresident in juni oordeelde dat het afgelopen moest zijn.

Het gerechtshof heeft als hoogste ‘feitenrechter’ vastgesteld dat het inzetten van de dwangmiddelen ruim een half jaar heeft geduurd, terwijl het slechts voor zeer korte tijd (drie dagen) gerechtvaardigd was.

Het laatste oordeel in deze zaak lijkt nog niet geveld, want het arrest van het hof laat de mogelijkheid open dat de AIVD journalisten mag afluisteren om anderen (al dan niet bronnen) op het spoor te komen. En dat zou een ondermijning betekenen van de door het Europese mensenrechtenverdrag gewaarborgde vrijheid van nieuwsgaring en bronbescherming (artikel 10).

Het staat nu al vast dat deze principiële zaak tot in hoogste instantie zal worden uitgevochten. En met de jurisprudentie van het Europees mensenrechtenhof zal de persvrijheid zeker zegevieren.

Gerelateerde artikelen

De alweer vijftiende editie van het VVOJ Jaarboek Onderzoeksjournalistiek is vrijdag 6 april gepresenteerd tijdens de Avond van de Onderzoeksjournalistiek in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. In deze jubileumuitgave een speciaal katern met kleurenfoto’s waarop ANP-fotografen een jaar onderzoeksjournalistiek in beeld brengen.
Voor haar Jaarboek Onderzoeksjournalistiek 2017 zoekt de VVOJ een eindredacteur. Ben jij een ervaren bladenmaker? Heb je een scherpe eindredactionele blik? Ben je lid van de VVOJ en beschik je over de talenten die nodig zijn om een enthousiaste vrijwillige redactie te begeleiden? Lees dan vooral verder.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk