door Margo Smit
Hartelijk welkom, op de alweer twaalfde conferentie die de Vereniging van Onderzoeksjournalisten voor u organiseert. Welcome to our international guests, my apologies for briefly switching to Dutch for these opening remarks.
Het was wel een journalistiek jaar, he? U zag het, het werd voor u op een rij gezet door Martijn Bink van de NOS (waarvoor dank!). Gevallen banken, scholen en weldoeners; van hun geloofwaardigheid beroofde politici, magistraten en wetshandhavers; spionerende overheden, spiedende inlichtingendiensten. Er was veel te onthullen en er werd veel onthuld. Journalisten deden het ook dit jaar weer, met de hulp van klokkenluiders, bezorgde burgers, oplettende cijferaars en met elkaar.
We doopten dit voorjaar het congres ‘de macht van het getal’: om het groeiend belang te onderstrepen van data en cijfers. En om de kracht te benadrukken van wat journalistiek vermag als er wordt samengewerkt. Dat er nood blijft aan spittende reporters, en dat er grote belangstelling is vanuit het publiek voor hun werk, dat is in het afgelopen jaar opnieuw bewezen.
Maar ook bleek opnieuw dat al dat werk niet vanzelfsprekend is. Niet alleen omdat er bij uitgevers, kranten en omroepen nog altijd stevig in het personeelsbestand gesneden wordt. Met minder collega’s steeds meer media vullen, ga er maar aanstaan. Van het Vlaams Mediahuis tot Sanoma en de nationale publieke omroepen: geen journalist kan er van uitgaan dat er om zijn stoel een hekje met “broedende kip onmisbaar: niet storen of ontslaan” staat.
Daar kwam afgelopen jaar nog iets bij. Meer nog dan in voorafgaande jaren bleken journalisten om wat ze publiceren onder vuur te komen. The Guardian is niet de enige die ervan kan meepraten, het is ook dichterbij. En het valt meer op. Het is hier geen Moldavie of Azerbeidjan. Maar toch. Alleen al van alle Loep-nominaties is dit jaar de helft tot stand gekomen ondanks grote, soms overweldigende, tegenwerking van individuen, bedrijven of overheden.
De VVOJ ondervroeg eerder dit jaar haar leden over hun ervaringen met intimidatie en tegenwerking. Van de respondenten had de helft een of meerdere malen met pogingen daartoe te maken gehad. Van freelancers tot grote mediahuizen: het hele scala zat daarbij.
En ondanks dat ik ons beperkte onderzoek niet wil of kan extrapoleren naar onze hele beroepsgroep, dit zegt wel iets over de druk waaronder onderzoeksjournalisten werken. Als mijn studenten wel eens vragen wat een onderzoeksjournalist moet zijn of kunnen zeg ik altijd dat-ie zeker niet bang moet zijn onaardig gevonden te worden. Je moet tegen een stootje kunnen. Of tegen een vis in je brievenbus.
De meeste respondenten gaven aan zich wel gesteund te voelen door hun medium of hoofdredactie. Dat is mooi. Het geeft ook wel direct aan deze voorvallen het voor diegenen zonder baas of juridische afdeling nog moeilijker maken om gevoelige verhalen diepgravend aan te pakken.
En ook al zeggen de meeste respondenten dat ze zich door tegenwerking en intimidatie niet laten ontmoedigen, niemand weet of er bij een volgend verhaal niet toch meer aarzeling is. Op de Global Conference sprak ik een jonge collega die op zich kan en dolgraag wil meewerken aan het uitzoeken van georganiseerde criminele verbanden. Maar, zei hij, ik heb drie kleine kindjes thuis.
Er is denk ik, vrijwel niemand die hem zal kwalijk nemen dat hij met dit soort onderzoeken nog even wacht. Want ook dat is de macht van het getal: als de tegenstand maar groot, sterk en talrijk genoeg is, ligt enige zelfcensuur altijd op de loer.
Toch is er ook de positieve macht van het getal. Die van het publiek en de collega’s. Waarom wilde Edward Snowden per sé met zijn naam in de krant en zijn gezicht op de buis? Hij vond dat hij bij zo’n belangrijke bekendmaking zelf niet onbekend kon blijven. Maar hij meende ook dat grote bekendheid via de media hem misschien een vorm van bescherming zou kunnen bieden.
Waar de instellingen en organisaties die we onderzoeken soms met grof geschut hun onschuld claimen, hebben we als journalisten het publiek én elkaars onderzoekskracht nodig om onze verhalen verder te brengen.
Overigens: dat wij onderling dan nog wel eens wat al te makkelijk meehelpen het werk van collega’s te ‘debunken’ (want ja, ook de eigen krant of rubriek moet immers vol), dat moet minstens tot nadenken stemmen.
Verder moeten we vooral blijven doen waar we goed in zijn. Zorgvuldig, gedocumenteerd en fair onthullen wat onthuld moet worden. Waar we onder druk gezet worden, moeten we die druk openbaren. Moeten we elkaars verhalen oppakken en verder brengen. Het was wat ooit aan de basis stond van VVOJ’s zusterorganisatie IRE in Amerika.
De VVOJ is geen vakbond, wij kunnen geen juridische of lijfelijke bescherming bieden. We kunnen elkaar wel beter maken, meer opgewassen tegen wat op ons afkomt.
En dat is wat we de komende twee dagen hier in Zwolle in elk geval weer gaan doen: elkaar wijzer maken en inspireren. Van het grootste journalistieke samenwerkingsproject tot nu toe, OffShoreLeaks, tot de kleinste handigheidjes die veel frustratie en tijd sparen. We bieden het u allemaal weer aan. Ons vak wordt er beter van, en onze verhalen ook.
Met de kennis van de omstandigheden van vandaag, leren we u speciaal tijdens deze editie in diverse sessies hoe u veiliger kunt werken en kunt samenwerken in de digitale wereld zonder sporen en meeluisterende oren. Want wat we doen is niet vanzelfsprekend. Er zijn al tegenstanders genoeg: we hoeven het hen niet al te gemakkelijk te maken.
Namens u wil de VVOJ de vele sponsoren en donoren bedanken die het mogelijk maken dat we u weer twee dagen op bezoek hebben. De organisatie van dit congres, dat naast een vast team opnieuw bestaat uit letterlijk tientallen vrijwilligers zowel vanuit onze gastheer Hogeschool Windesheim als vanuit de VVOJ, die macht van het getal wenst u leerzame dagen!