Titel: J-Lab
Datum: 16 november 2012
Tijd: 14:00-15:15 uur
Sprekers: Stefan Candea en Sebastian Mondial
Aantal deelnemers: 9
Verslag: Silke Van den Veyver
De sessie bestond uit twee delen. Eerst kwam Stefan Candea aan bod. Hij is directeur van the Romanian Centre for Investigative Journalism. Hij richtte bij wijze van experiment Medialab op.
De bedoeling van Medialab is om informatie en databases van verschillende bronnen te bundelen en openbaar te maken. Zo vormt Medialab een brug tussen studenten, journalisten en activisten.
Medialab begon als een kleinschalig experiment. De techniek werd voor het eerst toegepast op de politieke website hartapoliticii.ro. Alle deelnemers zetten er hun informatie samen in een soort van openbare database. Dankzij die database kon je zelfs Roemeense politici contacteren, iets wat voorheen onmogelijk was.
Het is opvallend dat de Roemeense minister van justitie drie miljoen euro kreeg om in drie jaar tijd een soortgelijke website te maken. En dat terwijl journalisten het in een fractie van tijd doen. Zelfs als ze er niet voor betaald worden, gewoon omdat er nood aan is.
Het concept had dus duidelijk succes. Medialab kwam daardoor met een nieuw idee: the open media challenge. De wedstrijd daagde mensen uit om ideeën te opperen die dan op soortgelijke wijze zouden worden aangepakt. Ondanks gebrek aan reclame stroomden er uit alle hoeken van de wereld volop ideeën binnen. ‘That made me realize that we need such a collaboration’ aldus Stefan.
Zo bleven er twintig thema’s over die uiteindelijk werden herleid tot tien werkgroepen. Deze tien projecten werden gekeurd door een internationale jury. Uiteindelijk won de groep van political colours.
Daarna was spreker Sebastian Mondial aan de beurt. Hij is onderzoeksjournalist en trainer voor datajournalistiek.
Hij sprak over anonimiteit van de onderzoeksjournalist en vooral het gebrek daaraan. Vanaf het moment dat de overheid of de politie interesse in je toont, blijft er niks meer over van je anonimiteit. Het is dan maar een kwestie van tijd alvorens al je gegevens getraceerd worden. ‘They’ll track you down.’
Alleen het creëren van een nieuwe identiteit garandeert volledige anonimiteit. Dat is niet alleen belangrijk voor jezelf, maar ook voor je bronnen. Want die moet je als journalist altijd beschermen.
Het aanmaken van een nieuwe identiteit gaat verrassend makkelijker dan je zou denken. Het belangrijkste is dat je een fictieve persoon creëert met een volledige geschiedenis en achtergrond. Er zijn zelfs sites waarop je zo’n valse identiteit kan aanmaken. Het is belangrijk om steeds zo vaag mogelijk te blijven. Daardoor raken de databases in de war en kunnen ze je moeilijker traceren. Belangrijke details (zoals de voornaam van je fictief overleden kat) schrijf je best ergens op omdat die later eventueel nog van nut kunnen zijn.
Er zijn enkele onmisbare ‘gadgets’ (om in spionagestijl te blijven) wanneer je opereert onder een andere naam. Een nieuwe GSM met aparte simkaart en een nieuwe bankkaart zijn dus geen overbodige luxe. Ze helpen je bij het scheiden van je twee levens. Daarom mag je nooit je ‘safe components’ mixen met je privéapparatuur want dat kan leiden tot je echte identiteit en dan zou al het werk voor niets zijn geweest.
Aan het einde van de sessie was er tijd voor debat. De deelnemers konden hun vragen stellen, opmerkingen geven en eventueel zelfs verhalen delen. Die interactie vormde voor mij een meerwaarde voor de sessie.