VVOJ Conferentie 2004
Titel: Politie verdeelt media in zaak Dutroux
Workshop: Dutroux, wie gelooft de journalist?
Sprekers: Douglas De Coninck (De Morgen) en Mark Eeckhaut (De Standaard)
Voorzitter: Piet Hagen (freelance)
Datum en tijd: Zaterdag 20 november, 16.00 – 17.15 uur
Verslaggever: Aernout Bouwman
De Belgische opsporingsdiensten hebben als bron een belangrijke rol gespeeld in de Belgische mediastrijd die rond de zaak Dutroux is ontstaan. Zoveel werd duidelijk tijdens de discussie tussen de Vlaamse Dutroux-journalisten Douglas de Coninck (De Morgen) en Mark Eeckhaut (De Standaard).
Beide journalisten deden wat betreft hun visies op de zaak Dutroux geen druppel water bij de wijn, maar gaven wel duidelijk aan dat zij zich vaak baseerden op bronnen bij de Belgische politie en andere justitiële instanties. Een keuze die bij het journalistiek onderzoek naar de kindermoorden en -verdwijningen in België niet altijd goed uitpakte, omdat binnen de politieorganisatie van het land totaal verschillend over de zaak werd gedacht. Hierdoor zijn geregeld tegenstrijdige verklaring afgegeven en is zelfs informatie verstrekt die later niet bleek te kloppen.
Eeckhaut heeft grote moeite met de storm van speculatie en desinformatie die is opgestoken in de herfst van 1996 na de arrestatie van Dutroux. ‘Ik heb toen berichten in de krant gezet, die later niet juist bleken te zijn.’ Daarbij baseerde hij zich op de contacten die hij bij de politie had.
De canard zit Eeckhaut nog steeds dwars. ‘Ik denk dat de media in die eerste maanden heel veel schade hebben aangericht.’ Om te voorkomen dat hij nog eens op een dwaalspoor belandt, besluit Eeckhaut om alleen nog maar op te schrijven wat ook daadwerkelijk is aangetoond. En die opstelling leidt hem tot de conclusie dat het pedofielennetwerk waarvan Dutroux onderdeel uit zou maken, niet bestaat.
De Coninck, die er nog altijd van overtuigd is dat er wél meer schuil gaat achter de zaak Dutroux dan een perverse eenling, is van mening dat niet alles bewezen hoeft te zijn om toch met een serie zorgvuldig uitgezochte feiten zaken aan de kaak te stellen. ‘In de zaak Dutroux zijn nog steeds veel vragen onbeantwoord.’ De Coninck is daarom zo diep mogelijk in de zaak gedoken en heeft geprobeerd om de onderste steen boven te krijgen.
X1
Een groot deel van de discussie spits zich toe op Regina Louf, een informant van de politie die onderdeel uitmaakte van een geheim onderzoeksproject en daarom bekend werd als ‘getuige X1’. Zij vertelt politie, justitie en later ook de media over een pedofielennetwerk waarvan Dutroux deel uit zou maken en dat kinderen zou leveren voor seksueel misbruik aan hooggeplaatste politici, bestuurders en de Nederlandse porno-industrie. Louf wordt door De Coninck, die een boek over de X-getuigen schreef en haar naam in de openbaarheid bracht, gezien als een belangrijke bron. Hij denkt dat de politie haar verhaal ongeloofwaardig probeert te maken door haar te confronteren met allerlei detailvragen waarop moeilijk een correct antwoord te geven is. ‘Hoe kun je je nu herinneren of iets in het najaar van 1984 of 1985 was?’ Bovendien bleken veel van Loufs verklaringen wél te kloppen. Maar Eeckhaut heeft zo zijn twijfels. Daarbij verwijst hij naar een psychiatrisch rapport dat over haar is gemaakt waarin staat dat wat zij zegt best waar zou kunnen zijn, maar dat de politie haar uitspraken moet checken. Er is vervolgens gezocht, maar er zijn volgens Eeckhaut geen harde bewijzen gevonden.
Zaal
Vanuit de zaal vraagt Toni Boumans, die voor het Nederlandse televisieprogramma Zembla twee films maakte over de zaak Dutroux, zich af of het werk van de journalist stopt bij wat justitie en politie boven water kunnen krijgen. Zij denkt dat een journalist geen genoegen moet nemen met de verklaringen van de officiële instanties en zelf er op uit moet gaan.
‘Je moet je als journalist toch ook bescheiden opstellen’, verweert Eeckhaut zich. Daarbij krijgt hij steun van werkgroepvoorzitter Piet Hagen, die zich afvraagt of de onderzoeksmiddelen en -methhodes van een journalist niet hun beperking hebben. ‘Zijn wij in staat om onderzoek te doen naar moordzaken en misdaden? Moet je die dingen niet aan politie en justitie overlaten die daar veel beter voor zijn uitgerust?’
Ides Debruyne van het Fonds Pascal Decroos wijst op de gevolgen van de zaak Dutroux voor de Belgische politie en justitie. De organisatie van de justitiële instanties in België bleek tijdens de affaire zo’n rommeltje te zijn, dat de diensten drastisch zijn gereorganiseerd. ‘Jullie zouden eens moeten uitzoeken of politie en justitie nu wel goed functioneren.’