Ze is pas 26 en stond toch al acht keer voor de rechter. Niet omdat ze verdacht werd van een misdaad, maar omdat ze de overheid daagde. Om documenten te krijgen, via de Wet openbaarheid van bestuur. Maak kennis met Marlies de Brouwer, WOB-specialist bij de Volkskrant en sinds kort voorzitter van de WOB-werkgroep van de VVOJ.
door HUGO VAN DER PARRE
Marlies de Brouwer is – zo jong als ze is – inmiddels een zeer ervaren wobber in de journalistiek. Ze haalde er al elf keer de voorpagina van De Volkskrant mee. ‘Bij De Volkskrant deden verschillende journalisten wel eens een Wob-verzoek, maar eigenlijk moest iedereen telkens weer het wiel uitvinden. De hoofdredactie bedacht toen, in 2014, dat het goed zou zijn alle Wob-verzoeken door één persoon te laten doen. Daar vroegen ze mij voor.’
‘Op dat moment wist ik niks van de Wob. Ja, ik had er wel eens over gelezen in de krant, maar ik had geen idee wat je met die wet kunt. Ik had ook geen juridische achtergrond, maar ik had me al wel bewezen met onderzoek doen en laten zien dat ik vasthoudend was, dus ging ik voortaan de wobdossiers beheren.’
‘Ik ben maar begonnen met me een beetje in te lezen. En ik ben naar mijn oude universiteit gegaan en heb een aantal colleges Inleiding Bestuursrecht gevolgd, want ik wilde niet overbluft worden. Daarna was het gewoon proberen.’
Hoe ging je eerste Wob-verzoek?
‘Dat ging helemaal mis. We hadden bedacht dat het mooi zou zijn om documenten op te vragen over de politieactie bij de Antheunisstraat in Den Haag, waarbij twee terroristen zich hadden verschanst in een woonhuis. Dat was toen tien jaar geleden. Het Wob-verzoek was op zichzelf wel goed, maar ik had me verkeken op de weigeringsgronden, waardoor ik niks kreeg. Die documenten waren gewoon niet opvraagbaar.’
‘Mijn eerste wob die wel wat opleverde, ging over de taxrulings, de belastingafspraken die Nederland maakte met grote bedrijven. Er druppelden toen steeds meer verhalen naar buiten over Starbucks en we dachten: laten we gewoon maar eens al die zevenhonderd afspraken opvragen bij de Belastingdienst.’
‘We wisten eigenlijk wel dat we die niet zouden krijgen, maar het gevolg was dat we werden uitgenodigd op het ministerie van Financiën, waar we een aantal afspraken mochten inzien. Daar konden we toen over schrijven. Zodoende werkte de Wob als een middel om iets open te wrikken.’
‘De eerste WOB die echt documenten opleverde, ging over de incidenten bij asielzoekerscentra. Het was bekend dat er zo’n 2700 incidenten waren geweest en dankzij de WOB kregen we de onderliggende documenten over wat voor soort incidenten dat waren en hoe ze dat hadden opgelost.’
Vijftien verzoeken tegelijk
De Brouwer heeft in ruim drie jaar tijd 134 WOB-verzoeken gedaan. Daarvan zijn er nu 118 afgerond. 47 keer leidde dat tot verhalen in De Volkskrant, elf keer haalde een verhaal de voorpagina. Acht keer ging ze in een WOB-procedure naar de rechtbank. In de meeste gevallen met succes. Doorgaans heeft De Brouwer zo’n vijftien WOB-verzoeken tegelijk lopen, in verschillende fasen van de procedure.
Welk WOB-verzoek vond je het leukst?
‘Ik vind het verhaal over de Groene Draeck wel geslaagd. In de Tweede Kamer was veel gedoe over het onderhoud van de boot van prinses Beatrix, want dat kostte veel meer dan begroot was. Het kabinet wilde er niet veel over kwijt, want het ging over het Koningshuis. Toen dacht ik: waarom vragen we niet al die onderhoudslijsten op, hoeveel kost dat pootje dat ieder jaar afbreekt van de Groene Draeck?’
‘Dan moet je je afvragen waar documenten kunnen liggen en waar je de meeste kans hebt om ze te krijgen. Ik nam aan dat behalve Algemene Zaken ook het ministerie van Defensie daar informatie over had, want zij moeten elk jaar die boot schilderen. Uiteindelijk heb ik beide ministeries een WOB-verzoek gestuurd. Dat werkte. Dankzij Defensie heb ik toen veel documenten gekregen.’
Hoe belangrijk is je tactiek?
‘Ik zal je nog een voorbeeld geven. Bij de Volkskrant deed iemand al een half jaar onderzoek naar het lobbycircuit in politiek Den Haag. Hij wilde graag weten welke bedrijven geregeld op bezoek gingen bij bewindslieden. Kwam Shell bij wijze van spreken vaker op bezoek dan Total?’
‘Nou kun je bedenken dat de ministeries van Financiën en Economische Zaken niet zo happig zijn om dat vrij te geven, want die verschuilen zich achter economische belangen. Dus dacht ik, als ik het nou met een WOB-verzoek eerst eens bij het ministerie van Onderwijs vraag naar alle agenda-afspraken van de minister en de staatssecretaris? Ik dacht: wat maakt het daar nou uit of de ene universiteit vaker is langs geweest dan de andere?’
‘Dat lukte: ik kreeg keurig antwoord. En toen kon ik met uitkomst de rest aanschrijven. Dat werkte, al heeft het alles bij elkaar nog wel een half jaar geduurd. De consequentie is nu dat ze voortaan alle afspraken openbaar maken. Het ministerie van Onderwijs was een soort hefboom geworden om de rest mee te krijgen. Je creëert zodoende eigenlijk je eigen jurisprudentie.’
Is de Wob ingewikkeld?
‘Nee, op zichzelf is de Wob niet moeilijk. Ik beschouw het als een journalistiek onderzoeksinstrument dat tot je beschikking staat om documenten los te krijgen die bruikbaar kunnen zijn voor een verhaal. De wet is best eenvoudig opgeschreven, het is maar vier pagina’s tekst. Je hoeft er ook geen advocaten in toga voor in te schakelen. Het is bestuursrecht, je kunt alles zelf doen.’
‘Een Wob-verzoek is ook niet ingewikkeld om te schrijven, ik gebruik er sjablonen voor die ik alleen maar hoef in te vullen. Zeker voor het eerste gedeelte, het Wob-verzoek en het besluit, hoef je helemaal geen jurist te zijn.’
‘Als je bezwaar maakt tegen het Wob-besluit vertel je op een ministerie aan een commissie waarom je vindt dat je recht hebt op de documenten, ook dat is prima te doen zonder advocaat. Als je de procedure helemaal doorzet en je gaat naar de rechter, dan kan dat ook zonder advocaat. Als is het dan wel handig om te weten wat je kunt verwachten.’
‘Alles bij elkaar duurt zo’n procedure makkelijk een jaar. Daar moet je bij het wobben al rekening mee houden: je moet alleen iets wobben wat ook over een half jaar nog interessant is. Het lukt niet voor dingen die je morgen wilt hebben.’
Jij bent al een paar keer naar de rechter gegaan.
‘Ja, in acht gevallen tot nu toe. Bij mijn eerste zaak was ik hartstikke bang. Ik ben nog maar 26 jaar, 23 toen ik met de WOB begon. De tegenpartij moet gedacht hebben: wat doet dat meisje daar? Die hebben we wel. Ik had het gevoel dat ik al met 3-0 achter stond. Maar als je dit gaat doen, heb je wel een bepaald karakter, dus je zet wel door. Gaandeweg word ik er ook steeds gehaaider in. Je kunt jezelf er heel erg in uitdagen. Je kunt het zo moeilijk maken als je zelf wil. Ik zie het bijna als een sport.’
Heb je een paar tips voor mensen die met de Wob willen beginnen?
‘Lees je een beetje in de Wob-begrippen in. De wet is vier pagina’s, niet veel dus. Leer bijvoorbeeld wat het begrip reikwijdte is, wat een bestuursorgaan is, wat een weigeringsgrond is. Zorg dat je weet waar het over gaat. Op zoek naar onderwerpen lees ik veel Kamerstukken om te kijken of er onderliggende documenten zijn. Die kun je opvragen met de WOB.’
En zet door. Denk niet bij de eerste keer: o, alles is geweigerd. Het zal wel niet lukken.
Met doorzetten bedoel ik zowel doorzetten in de procedure, dus bezwaar en beroep, maar ook in de zin van: probeer nog eens een ander WOB-verzoek. Probeer een ander ministerie of een gemeente. In mijn eerste jaar heb ik alle soorten bestuursorganen geprobeerd om te kijken hoe ze reageren. En wat bleek, ze reageren allemaal anders. Dat kun je alleen maar leren door het te doen.
Geef eens een voorbeeld van een goede WOB-vraag.
‘Je begint het best door een concreet document op te vragen. Ik probeer altijd in mijn WOB-verzoek één concreet document te vragen en een paar randdingetjes erbij. Dat is beter dan een ruime vraag zoals: doe mij alle documenten over die en die kwestie.’ Een voorbeeld: bij de fusie van Air France en KLM hebben we de Memory of Understanding opgevraagd. Dat was feitelijk het contract, de overeenkomst. Probeer je ook te verplaatsen in de WOB-ambtenaar die jouw verzoek krijgt. Die ambtenaar moet nagaan of hij er wat mee kan, hij weet ook niet hoeveel documenten er liggen.’
‘Toch kun je soms ook best breder inzetten. Neem een dossier zoals kunstgras op sportvelden. In zo’n geval zoek ik bijvoorbeeld naar een werkgroep of een taskforce die daarover gaat en vraag ik naar de documenten die binnen die werkgroep zijn gedeeld. Hoe concreter je het maakt, hoe kansrijker het is.’
‘En ik bel altijd achter een WOB-verzoek aan. Als je een WOB-verzoek hebt gedaan, krijg je een paar dagen later een ontvangstbevestiging van het ministerie, daar staat altijd een telefoonnummer op van de WOB-ambtenaar. Die bel ik op en dan vraag ik of ik misschien even langs zal komen. Dat gebeurt niet altijd, maar daardoor krijg ik wel een gevoel of ze willen meewerken of niet.’
Zijn er verschillen tussen de ministeries met betrekking tot de WOB?
‘Er zijn ministeries die strikt juridisch omgaan met de WOB, en ministeries die wat informeler naar een verzoek kijken. Ook ligt dit aan het onderwerp. Bij het ministerie van Defensie bijvoorbeeld is de Wob-functionaris onderdeel van de communicatieafdeling. Zij kijken er juridisch naar, maar vragen zich ook af of ze iets anders kunnen doen. Met hun kun je overleggen of een WOB-verzoek wel de beste weg is naar documenten, of dat je kunt volstaan met een persvraag. Het kan zijn dat je daarmee sneller resultaat boekt.
De WOB geldt ook voor ZBO’s, de Zelfstandige Bestuursorganen, die overheidstaken uitvoeren. Heb je daar ervaring mee?
Gek genoeg kun je documenten van een ZBO soms beter opvragen bij het departement dat erover gaat. Een paar jaar geleden ging de Koninklijke Nederlandse Munt failliet. Dat vond ik op zichzelf al grappig, want je vraagt je af hoe een geldbedrijf failliet kan gaan. De Munt is een bedrijf, geen ZBO, maar zelfs daarover kon ik documenten krijgen. Wij hebben ons WOB-verzoek gericht aan het ministerie van Financiën, als aandeelhouder in het bedrijf. Dat is dus ook een tip: een WOB over een ZBO of andere organisatie kan bij het betrokken ministerie succesvol zijn, omdat zij sneller geneigd kunnen zijn om iets te geven.’
Je bent sinds eind vorig jaar voorzitter van de WOB-werkgroep van de VVOJ. Wat kunnen we daarvan verwachten?
‘We gaan in de eerste plaats leden enthousiasmeren voor de WOB, ervoor zorgen dat meer journalisten de stap durven maken om een WOB-verzoek in te dienen. Doe het gewoon. We gaan ook voorbeelden delen, laten zien hoe het moet en hoe je succesvol kunt zijn. Er is geen garantie dat een Wob-verzoek altijd bruikbare documenten oplevert, maar we kunnen wel laten zien wat werkt en wat niet.’
‘Het zou mooi zijn als we allemaal van elkaar leren, zodat we niet allemaal dezelfde wielen hoeven uit te vinden. We houden ook de nieuwe ontwikkelingen in de gaten en zullen het bestuur daarover gevraagd en ongevraagd adviseren. En we willen zichtbaar aanwezig zijn op de volgende VVOJ-conferentie in november. Hoe en wat, dat weet ik nog niet, maar daar komen we nog wel op terug.’