Jaarboek, Woo

Rookgordijn

Contacten tussen de tabaksindustrie en de anti-rooklobby roepen kritische vragen op en leiden tot het eerste WOB-proces in Vlaanderen.



Door Marleen Teugels

Wie onderzoek doet, stoot onvermijdelijk op andere interessante onderzoeksitems die evenzeer de moeite lonen. Eigenlijk is de Rodin-case een spin-off van het onderzoek dat ik in de jaren 1999-2002 deed naar het zogeheten Golfoorlog- en Balkansyndroom en de veteranen die ziek uit oorlogen terugkeren. In het boek dat ik over dit onderzoek heb geschreven – Met stille trom – staat op pagina 209 de Rodin-case reeds aangekondigd, met de woorden: ‘Of het zure geld voor het onderzoek van de zieke veteranen goed is besteed, moet nog blijken’.

Toen Landsverdediging in België eindelijk voor zichzelf had toegegeven een probleem te hebben met zieke veteranen (ongeveer 20 percent heeft klachten), besteedde het ministerie quasi ogenblikkelijk onderzoeksprojecten uit bij een aantal wetenschappers. Nu zou men verwachten dat voor dit onderzoek wetenschappers worden geselecteerd met een onberispelijke reputatie. In deze delicate kwestie met een handvol doodzieke en overleden veteranen staan de verschillende partijen immers met getrokken messen in de rechtbank tegenover elkaar.

Tot mijn grote verwondering had één van de betrokken wetenschappers binnen het kleine Belgische wetenschappelijke wereldje de reputatie er niet voor terug te schrikken bij drankfabrikanten fondsen voor projecten te werven.

Toen de wetenschapper in de pers opdook als één van de stichters van de ‘Rodin Foundation’ wilde ik die organisatie van dichtbij onderzoeken. Rodin Foundation werd opgericht om diverse vormen van verslaving tegen te gaan. Voor het voeren van rookstopcampagnes kreeg de stichting zes jaar lang 1,85 miljoen euro van de tabaksfabrikanten, die hiertoe werden gedwongen door minister van Financiën Didier Reynders (MR).

Reynders voer hiermee een totaal andere koers dan de toenmalige minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev) die een fractie van de dikke pot inkomsten van de verkoop van tabak (12,5 miljoen euro op 2 miljard euro inkomsten) wilde besteden aan de creatie van een publiek tabaksfonds. Zijn initiatief druiste tevens lijnrecht in tegen de voorschriften van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), de adviezen van alle federale en gewestelijke ministers van Volksgezondheid en de opinie van verslavingsexperts. Specialisten zijn ervan overtuigd dat rookpreventiecampagnes bij voorkeur door een onafhankelijk tabaksfonds moeten gebeuren en wel op een gecoördineerde manier. In het verleden is immers gebleken dat de tabaksfabrikanten nogal eens campagnes financieren die weinig effect sorteren.

Met de hulp van WGO-expert en anti-tabakslobbyist Luk Joossens kreeg ik zicht op het contract dat de tabaksindustrie voor het financieren van rookpreventiecampagnes heeft gesloten met het Duitse ministerie van Volksgezondheid. Het contract staat open en bloot op het internet (http://www.bmgs.bund.de/downloads/vereinbarung.pdf). Artikel 2 van de overeenkomst laat preventiecampagnes toe bij de jeugd. Volgens experts is de doeltreffendheid hiervan echter gering omdat het doodsbesef bij de mens pas op gang komt rond de leeftijd van 40 jaar. Het sponsoren van autoritaire campagnes maakt bovendien weinig indruk op die leeftijdsgroep die graag grenzen overschrijdt en moeilijk te bewegen is via een paternalistische aanpak. Niet toegestaan in Duitsland zijn algemene rookpreventiecampagnes of campagnes die de industrie, haar producten of de sigarettenhandel discrimineren.

Het is niet uitgesloten dat de Belgische contracten tussen de tabaksfabrikanten en Rodin Foundation gelijkaardige bepalingen bevatten. Om een en ander correct in te schatten, leek het me belangrijk zoveel mogelijk informatie over de overeenkomst tussen de partijen in handen te krijgen. Ik was ook nieuwsgierig naar de relaties tussen de betrokken wetenschapper en de tabaksindustrie.

Alvorens bij Rodin Foundation op de thee te gaan, heb ik getracht zoveel mogelijk informatie over de pr-strategieën van de tabaksfabrikanten te vergaren – onder het motto: ‘ken uw vijand’. Zeer vruchtbaar was de samenwerking met verslavingsexperts als Luk Joossens (Belgische Federatie tegen Kanker, ex-OIVO), Marleen Lambert (VIG), Benoit Néméry (KU Leuven). Joossens bracht mij in contact met Vera Luiza da Costa e Silva, het Braziliaanse hoofd van de ‘Tobacco Free Initiative’ in het Zwitserse hoofdkwartier in Genève die op mijn vraag een zeer uitgesproken standpunt van de WGO over de Rodin Foundation formuleerde.

Luk Joossens hielp mij ook aan informatie over de ‘historische’ banden tussen de betrokken wetenschapper en één van de tabaksfabrikanten. Toen Joossens me vertelde dat Philip Morris door een rechter in Minnesota verplicht was om alle interne communicatie op het net te plaatsen (www.pmdocs.com), probeerde ik via de zoekmodule op de site na te trekken of de naam van de wetenschapper in de documenten voorkomt. Dat bleek het geval!

Interne verslagen van Philip Morris vermelden de sponsoring van voordrachten die werden georganiseerd door een Foundation die dezelfde wetenschapper in het verleden mede had opgericht. De voordrachten hadden het er onder meer over hoe de betuttelende regelgeving van de staat inzake gezondheidspreventie indruist tegen de individuele rechten van het individu.

In een interne nota noemde de PR-verantwoordelijke van Philip Morris het project zelfs een goede aanvulling voor het eigen ‘Arise’-programma.

Ogenschijnlijk voor de buitenwereld ontoegankelijke informatie kan je als journalist toch correct inschatten als je kan terugvallen op netwerken van collega’s die in de materie zijn gespecialiseerd. Dit geldt zeker als het gaat om multinationals die over voldoende grote budgetten beschikken om geraffineerde PR-campagnes in te zetten die niet altijd even makkelijk te doorgronden zijn. De informatie over Arise kreeg ik onmiddellijk in handen via de contacten met Joop Bouma, onderzoeksjournalist bij Trouw, die ik tijdens de VVOJ-conferentie in Utrecht (november 2002) had ontmoet.

Veel minder eenvoudig was het om contracten tussen de tabaksindustrie en de Rodin Foundation in handen te krijgen. Een bezoek aan de kantoren van de Rodin Foundation leverde niets op. Vervolgens heb ik maandenlang op topniveau lobbyisten ingeschakeld: van politici van andere politieke partijen, over leden van andere kabinetten tot mensen die uit de raad van bestuur van de Rodin Foundation waren gestapt. De contracten tussen de Rodin Foundation en de tabakslobby lijken te behoren tot ‘s lands best bewaarde geheimen.

Misschien brengt de openbaarheidswetgeving soelaas. Tijdens de eerste conferentie van de VVOJ vernam ik hoe Nederlandse collega’s volop de wobbing-procedure hanteren om overheidsdocumenten openbaar te maken, terwijl Vlaamse journalisten dat nooit doen – omdat ze bang zijn dat ze de kanalen dichtrijden, of eenvoudigweg, vanwege hun onbekendheid met de procedure. Ik heb het Rodin-dossier aangewend om de federale openbaarheidsprocedure uit te testen.

Zoals verwacht, blijkt hieruit dat de beroepsprocedure veel te zwak is en dringend moet worden versterkt. Als een administratie zonder enige motivatie niet op het verzoek tot openbaarheid reageert, moet men voor de heroverweging opnieuw bij dezelfde administratie aankloppen.

Op dit moment is het beroep tegen de impliciete weigering aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Het verwachte resultaat hiervan is nihil! In het beste geval verbreekt de Raad van State de ‘weigering’ waardoor de hele carrousel opnieuw van nul kan herbeginnen – zonder dat er enige garantie is dat de documenten ooit worden vrijgegeven.

Hiermee is niet alleen aangetoond dat de federale beroepsprocedure in het raam van de democratische controle moet worden bijgestuurd. Ons land heeft ook duidelijk nood aan één informatiebeheerssysteem waarin alle overheidsdocumenten worden geregistreerd. Dit voorkomt dat overheidsdocumenten verloren gaan, of verkeerd worden geklasseerd. Met dergelijk informatiebeheerssysteem is de burger tevens op de hoogte welke overheidsdocumenten er zoal bestaan. Het is ook een zaak van goed bestuur. Op elk moment kan iedereen immers consulteren welke studies en rapporten er in het verleden over welke dossiers werden klaargestoomd.

Gerelateerde artikelen

Overheidsorganisaties moeten beter samenwerken met Woo-verzoekers. Stel hun informatiebehoefte centraal, bepaal samen hoe die het beste kan worden vervuld en lever vervolgens ook. Volg voor de samenwerking bovendien een openbare leidraad, zodat beide partijen weten wat ze van elkaar mogen verwachten.

Ministeries doen steeds langer over de behandeling van een Woo-verzoek. De Wet open overheid schrijft voor dat iemand die een informatieverzoek doet, binnen 42 dagen een besluit moet ontvangen. Het afgelopen jaar duurde het gemiddeld 172 dagen voor er een besluit was genomen, waar dat in 2022 nog 167 dagen was. Slechts in 17 procent van de verzoeken wordt een besluit tijdig genomen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van Open State Foundation, Instituut Maatschappelijk Innovatie en de Universiteit van Amsterdam.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk