Datum en tijd: Zaterdag 19 november; 14.00 -15.15 uur
Sprekers: Loethe Olthuis (Volkskrant) en Felix Wilbrink (Telegraaf, winnaar Wina Born-prijs)
Moderator: Michel Robles (freelance)
Aantal deelnemers: ± 12
Verslag: Annemarie Geleijnse
Loethe Olthuis, culinair journalist bij de Volkskrant, beoordeelt voor een vaste rubriek in de Volkskrant producten (vaak voedsel) met een duurzaamheidsclaim. Daarbij gaat ze terdege te werk. Ze belt vooral veel bronnen om te checken of de informatie die ze krijgt betrouwbaar is.
Zo onthulde ze dat de de Fairtrade bonbons van Australian helemaal niet zo Fairtrade zijn. Slechts voor 1.400 van de 100.000 aangesloten cacaoboeren van leverancier Barry Callebaut is een apart Fairtrade programma opgetuigd en op grond daarvan wordt de hele productie Fairtrade genoemd. Olthuis: ‘Het is belangrijk dat er onderzoek naar dit soort claims gedaan wordt, anders word je als consument voortdurend belazerd!’
Hoe ze dit soort zaken achterhaalt? ‘Voor een deel komen die organisaties zelf met de juiste cijfers als je er naar vraagt. Ze
voelen zich veilig, hebben het gevoel zo goed bezig te zijn dat ze de informatie gewoon geven. Verder moet je doorvragen bij verschillende instanties. Ik bel zoveel mogelijk onafhankelijke organisaties en weeg de cijfers tegen elkaar af. ‘
Rekenmachine
Ook Felix Wilbrink pakt voor zijn columns in de Telegraaf geregeld zelf zijn rekenmachine. Zo is voor het ‘onthullen’ van het olijfolieschandaal niet meer nodig dan een aftreksom. In de jaarlijks verschijnende Europese landbouwcijfers is te vinden hoeveel liter olijfolie van het land komt en hoeveel er als Italiaanse olijfolie is verkocht.
‘Die cijfers zijn heel betrouwbaar, alles wordt tot op de graankorrel nauwkeurig uitgerekend.’
Lachend voegt hij er aan toe dat hij als hij er echt niet uitkomt Loethe Olthuis belt. Zij gaat volgens Wilbrink ‘ongelooflijk grondig’ te werk.
Olthuis: ‘Zelf struikel ik simpelweg over dingen en wind ik me erover op wat me nu weer wordt geflikt. En dat roep ik dan grofweg.’
‘Onderschat de kracht van een column niet’, waarschuwt Olthuis. ‘Columns worden gelezen en zorgen voor een omslag. Mensen moeten erom lachen, maar ze zorgen er ook voor dat mensen gaan nadenken en hun eigen onderzoek gaan doen.’
Veel bellen
‘Om onderzoek te doen naar voedsel moet je vooral nieuwsgierig zijn, veel lezen en van eten houden’, stelt Olthuis. ‘Het helpt als je boos bent over het feit dat je belazerd wordt.’ Volgens Olthuis is het ook belangrijk om de Europees Nederlandse richtlijnen voor voeding goed te lezen. ‘Je blundert tweehonderd keer maar elke keer leer je weer bij. Onderzoek doen naar voeding is niet simpel.’
De sprekers lijken blind te kunnen varen op eigen warenkennis. Maar ze hebben ook veel aan de reacties van betrokken lezers. Wilbrink vindt Twitter ‘geweldig.’ ‘Als ik wat wil weten vraag ik het op Twitter en binnen 10 minuten loopt mijn mailbox vol.’ Olthuis maakt veel gebruik van een uitgebreid netwerk van boeren en culinaire collega’s.
Wantrouwend
Wie onderzoek doet naar voedsel moet volgens de sprekers vooral wantrouwend kijken naar allerlei claims. Zo vertelt Olthuis dat er binnen de enorme waslijst aan keurmerken maar een paar echt betrouwbaar zijn. En het is lastig om de fabrieken in te komen, erkent Wilbrink.
Het gaat ook wel eens mis in het voedselonderzoek. Zo vertelt Wilbrink hoe hij ooit hoogstpersoonlijk een boerenboteronderzoek liet uitvoeren door een jonge onderzoeker van de universiteit van Wageningen. Die bevestigde tegen betaling van 2000 euro (die de hoofdredacteur mopperend betaalde) de vermoedens van Wilbrink dat de ‘verdomde soja die die koeien moeten vreten’ er voor zorgde dat de boter verbrandde en enorm spatte bij het bakken.
Compleet met mooie grafiekjes. Dat onderzoek bleek complete onzin te zijn.
Wilbrink: ‘Mijn knappe kop in Wageningen bleek volledig gestoord te zijn.’ Het leidde er overigens wel toe dat de fabrikant uitzocht hoe het wel zat en de boter vervolgens verbeterde.
En daarmee toont Wilbrink zich tevreden.
Betrokken
De twee sprekers op deze workshop tonen zich meer dan betrokken bij hun onderwerp. Ook de collega-journalisten in de workshop proberen zij vooral ervan te overtuigen dat we ‘rotzooi’ eten en dat ’95 procent van wat in de supermarkt ligt niets te maken heeft met wat voedsel zou moeten zijn.’
Die bevlogenheid overschaduwt enigszins de prangende vragen naar hoe je onderzoek doet naar een wereld die van machtsposities aan elkaar hangt en waarin grote belangen schuilgaan.