Jaarboek, Woo

Undercover op de illegalenboot

Overzicht Jaarboek 2006

cover2006Na de Schipholbrand hielden Donner en Verdonk vol dat Nederland humaan omgaat met opgepakte illegale vreemdelingen. Vrij Nederland ging undercover om te kijken of ze de waarheid spreken. Redacteur Robert van de Griend vulde een online sollicitatieformulier in, deed de zevendaagse cursus en kon meteen aan de slag op de detentieboot in Rotterdam. Hij kreeg te maken met doorgedraaide illegalen, collega’s die van toeten noch blazen weten en een incapabel management. ‘Okay, jongens, we hebben een zelfmoord. Wat gaan we doen?’

*Vrij Nederland, 25 maart 2006*

Door Robert van de Griend

(…)

Dit is mijn eerste dag als detentietoezichthouder op de Bibby Stockholm. Ik heb een inwerkperiode van zeven dagen, daarna moet ik het alleen doen. Volgens de dienstinstructies van de boot ben ik de komende tijd belast met de ‘bewaring, beveiliging, bejegening en verzorging’ van de 472 illegale vreemdelingen die hier vastzitten in afwachting van hun uitzetting. Een zware taak. Maar er is er nog een reden dat ik hier ben. Vrij Nederland wil eerlijk antwoord op een aantal prangende vragen. Hoe humaan worden illegale vreemdelingen op de detentieboot behandeld? Hoe competent is het personeel dat er werkt? En hoe veilig is het op de Bibby Stockholm?

(…)

Nu veel cellen leeg zijn, is het een goed moment voor celinspectie, vindt Den Breede en hij trekt een paar plastic handschoenen aan. Collega Van Wijk pakt het formulier waarop moet worden ingevuld of ergens wapens, drugs of andere ontoelaatbaarheden zijn aangetroffen. In de eerste cel zit een Chinees op zijn hurken naast een emmer sop. De bewakers storen zich er niet aan en lopen precies over het gedeelte van de vloer dat net geschrobd is. ‘Celinspectie!’ Een van de redenen waarom de controle dagelijks plaatsvindt, is om de gevangenen tegen zichzelf in bescherming te nemen. Het komt op de boot regelmatig voor dat mensen, totaal wanhopig door hun uitzichtloze positie, proberen de hand aan zichzelf te slaan met een zelfgefabriceerd snijwapen. Uit cijfers van justitie blijkt ook dat het aantal zelfmoorden in detentiecentra veel hoger is dan in reguliere gevangenissen. Het is daarom opmerkelijk dat de celinspectie van mijn collega’s amper iets voorstelt. Er wordt een beetje aan de bedden geschud, in de douchecel en het koelkastje gekeken en aan de zoom van het gordijn gevoeld.

Op één toiletrol te veel na, wordt niets gevonden dat niet door de beugel kan. ‘Als je echt iets wilt vinden,’ zegt Van Wijk, ‘moet je dit veel grondiger doen. Maar dan krijg je wel ruzie met die bewoners. Bovendien hebben we er natuurlijk helemaal geen tijd voor.’
In cel 12 zit een Arabier op een kleedje in gebed verzonken. ‘Snelinfectie!’ grappen de bewakers en marcheren naar binnen. Den Breede krijgt een poster aan de muur in het vizier. ‘Hé Saddam,’ roept hij, ‘weghalen.’ De Arabier staat verontwaardigd op. ‘Maar die hangt er al twee weken,’ zegt hij in gebroken Nederlands. ‘Niks mee te maken,’ houdt de bewaker voet bij stuk. ‘Van mij moet ie weg. Posters alleen op het prikbord.’ Mopperend loopt hij naar de volgende cel. ‘Dat krijg je er nou van,’ zegt Den Breede, ‘als bewakers er hun eigen beleid op nahouden. Dan weten die mensen niet meer waar ze aan toe zijn.’

Het is kwart voor twaalf. Tijd om iedereen in te sluiten en eten uit te delen. Eén keer per dag krijgen de gevangenen een voedselpakket, bestaande uit onder meer een magnetronmaaltijd, die ze in hun eigen magnetron kunnen opwarmen, en een halfje brood. Ze kunnen kiezen uit vlees, vegetarisch of koosjer. Maar met die verdeling gaat het regelmatig mis. ‘Wat is dit, verdomme?’ vraagt een Israëlische jongen, die bijna vloeiend Nederlands spreekt aan een vrouwelijke bewaker. ‘Je weet toch dat ik koosjer eet?’ De bewaker haalt haar schouders op. ‘Ik zit hier nu al zeven maanden. En bijna elke dag moet ik het uitleggen.’ De bewaker weet niet wat ze ermee aan moet. Uiteindelijk zegt ze: ‘Het is er niet vandaag. Morgen weer.’
Na het eten mogen de gedetineerden als elke dag één uurtje luchten. Buiten waait een bitterkoude havenwind, maar bijna niemand zegt nee. Het is, samen met het schamele uurtje bezoek per week, een van de spaarzame uitjes waarop ze recht hebben. Op de detentieboot is, anders dan in reguliere gevangenissen, geen mogelijkheid tot arbeid, educatie of resocialisatie.

(…)

Tegen vieren komt unitmanager Sander van de Knaap bij me langs om te vragen hoe mijn eerste werkdag is bevallen. Ik zeg hem dat ik niet wist dat het op de boot zo sober is. Hij lacht. ‘Ja, het is waar,’ zegt hij, ‘die jongens hebben hier echt helemaal niks. Ik snap best dat ze daar regelmatig agressief van worden.’ Nee, dan het uitzetcentrum op Rotterdam Airport. ‘Dat heeft al veel meer faciliteiten. Daar mogen de bewoners de hele dag luchten. En daar zijn bijna nooit opstootjes. Maar maak jij justitie maar eens wijs dat ze hier een duurdere boot moeten neerleggen.’

Alle hens aan dek
Het had schrikbarend weinig moeite gekost om aan boord te komen van de Bibby Stockholm. Acht dagen na de brand op Schiphol verscheen op de website van het beveiligingsbedrijf Securicor een vacature.

(…)

Het eerste sollicitatiegesprek duurde tien minuten. Monique de Wit ontving me in een geïmproviseerde ruimte, naar het leek een kleedkamer, waar het zo koud was dat de unitmanager zelf haar winterjas aanhield. In een paar zinnen werd me verteld wat het werk als detentietoezichthouder behelsde. Het was vooral van belang, benadrukte De Wit, dat ik er geen moeite mee had om ‘mensen die soms niks hebben gedaan op te sluiten’. Gevraagd naar mijn motivatie om op de detentieboot te willen werken, antwoordde ik dat er brood op de plank moest en dat ik graag midden in de actualiteit sta. Bovendien, loog ik, had ik ervaring in de beveiliging. De Wit vond het voldoende. Ik was door naar de tweede ronde: de psychologische test.

Twee weken later werd ik in een kantoortje van Securicor achter een oude, vergeelde computer gezet om 141 multiplechoicevragen te beantwoorden. Allereerst werden mijn ‘cognitieve capaciteiten’ getoetst met vraagstukken als: ‘U ziet hier vier plaatjes. Welk plaatje is anders?’ en: ‘De bouwvakkers liggen voor op schema, dus het huis is waarschijnlijk … af. A. eerder B. later C. beter D. mooier.’

De ‘persoonlijkheidsvragenlijst’ moest inzicht bieden in wat voor type detentietoezichthouder ik zou zijn. Met behulp van een vijfpuntsschaal moest ik aangeven in welke mate stellingen als: ‘Is altijd in opperbeste stemming’, ‘Maakt een grapje om zijn eigen blunders’ en ‘Zet zich openlijk af tegen gedragsregels’ op mij van toepassing waren. Na afloop van de test rolde de uitslag direct uit de printer. Een medewerkster van Securicor nam de resultaten met me door. Ik bleek over genoeg cognitieve capaciteiten te beschikken. Maar de persoonlijkheidvragenlijst wees uit dat ik weinig alert was. Ook had ik veel sociaal wenselijke antwoorden gegeven. Dan zou hier het doek wel vallen. Nee. De medewerkster legde de uitslag naast zich op tafel neer, stelde me enkele vragen over mijn ervaring met calamiteiten en besloot dat ze ‘het risico wel durfde te nemen’. In principe was ik nu aangenomen. Wel moest ik nog worden gescreend door politie en justitie. ‘Maar dat,’ lachte de medewerkster, ‘levert vast geen problemen op, toch?’ Het leverde inderdaad geen enkel probleem op. Kennelijk hadden politie en justitie alleen gecontroleerd of ik of iemand in mijn familie een strafblad had. Hadden ze even mijn naam ingetypt in Google, dan was ik meteen tegen de lamp gelopen. Maar nu was ik binnen.

(…)

Niet mee bemoeien

(…)
Even later vraag ik aan een collega wat ik moet doen als gevangenen problemen hebben met hun celgenoten. ‘Niet mee bemoeien,’ zegt hij. ‘Die gasten hebben altijd wat. Dan blijf je bezig.’ Een paar weken geleden is het wel een beetje uit de hand gelopen, vertelt hij. ‘Toen heeft een bewoner kokend water over het gezicht van een slapende celgenoot gegoten. De vellen hingen er bij.’ En die Chinees die om tampons kwam vragen, dat was ook een verhaal apart. ‘Zijn anus was helemaal uitgescheurd. Bleken zijn medebewoners hem één voor één te grazen te hebben genomen.’ De bewaker gaat nog even door. ‘Op afdeling F zit een grote neger. Die heeft net elf jaar in de bak gezeten voor een dubbele moord. Nou, daar wil je geen ruzie mee krijgen.’

(…)

Volgens de studiewijzer zouden we onder meer worden geschoold in ‘herkenning van integriteitsrisico’s’, de ‘rechten en plichten van de gedetineerde’, ‘strafrapporten schrijven’, ‘in- en uitsluiten en fouilleren’ en ‘agressieve gedetineerden kalmeren’.
Daar kwam niets van terecht. De docent Integriteit benadrukte vooral dat een detentietoezichthouder zelf moet kunnen inschatten wat integer gedrag is. ‘Als jij na werktijd softdrugs wilt gebruiken, ga ik niet met mijn vinger wijzen.’ De docent Rapportage had eigenlijk geen tijd om ons te leren hoe je moest rapporteren. Hij was na vijfendertig jaar trouwe dienst in de gevangenis van Breda net twee weken met pensioen en vertelde liever anekdotes over zijn werk. ‘Als die gevangenen vervelend deden, gaf ik ze gewoon pats pats pats om de oren. En als ze hun cel niet wilden schoonmaken, schopte ik hun emmer met water om.’ Bij het vak Recht werd met geen woord over de rechten van gevangenen gerept. Wel werd uitvoerig besproken wat je kon ondernemen als je een kat in de zak had gekocht of als de boom van je buurman over je schutting hing. Bij Communicatie en Agressie werden eenvoudige gespreksoefeningen gehouden en deden trainingsacteurs zich voor als opstandige gevangenen. Cursisten Hakan en Nasser bleken niet één Nederlandse zin te kunnen produceren zonder fouten. Detentietoezichthouders-in-opleiding Rens en Pim verloren bij de rollenspelen volledig hun zelfbeheersing en moesten ervan worden weerhouden de trainingsacteurs naar de keel te vliegen. ‘Regels zijn regels, het is hier geen luilekkerland,’ hield Rens, die altijd in een camouflagebroek gekleed ging, vol. ‘Als ik word uitgelokt, is mijn natuurlijke reactie: slaan,’ verklaarde Pim zich nader. Bij Beveiliging werd weliswaar uitgelegd hoe we moesten insluiten en fouilleren, maar de docent gaf toe dat er te weinig tijd was om het echt goed te oefenen. ‘Er ligt al een tijdje een training op de plank die twee dagen langer duurt,’ vertelde hij. ‘Kennelijk vindt Securicor dat te prijzig.’ Hij had gehoopt dat de brand op Schiphol daar verandering in zou brengen. ‘Maar ik heb er nog niks over gehoord.’
Niet minder merkwaardig was dat de huidige cursus geen examen kende. ‘Inzet tijdens de training’ was genoeg. Een zegen voor Hakan, Nasser, Rens en Pim. Die liepen nu ook na zeven dagen fluitend het opleidingsinstituut uit.
(…)

Echte teringlijers
Mijn eigen ervaring met de leiding van Securicor was ook niet al te positief. De dag nadat we onze cursus Detentietoezichthouder hadden afgerond, namen mijn medecursisten en ik plaats in de kantine van de Reno. Daar kregen we van unitmanager Monique de Wit ons contract, een map met arbeidsvoorwaarden en het werkrooster uitgereikt. Of we even snel alles konden tekenen. Dadelijk was het lunchpauze en moesten we hier weg zijn. Ik vroeg of ik mijn contract mee naar huis mocht nemen, zodat ik het rustig kon lezen. ‘Hoezo?’ reageerde De Wit geïrriteerd. ‘Zijn er problemen dan?’ In beleefde bewoordingen herhaalde ik mijn vraag. Maar De Wit vond het onzin en stond het niet toe. Toen we de roosters onder ogen kregen, bleek Securicor een deel van de cursisten op voorhand te hebben overgeplaatst naar het uitzetcentrum op Rotterdam Airport. Dat schoot met name de moeders met kinderen in het verkeerde keelgat. Niet in de laatste plaats omdat ze nu, tegen de gemaakte afspraken in, ook avonddiensten moesten draaien. Gezeur, vond De Wit, een Securicor-medewerker behoort flexibel te zijn. Ze nam de moeders apart en liet hun weten het niet netjes te vinden dat zij al vóór hun eerste werkdag begonnen te klagen.

Tegen twaalven schrik ik me een ongeluk. Een gevangene komt vloekend en tierend de recreatiezaal binnen. Zijn bezoek is niet komen opdagen. Ik stap op hem af, maar voor ik iets tegen hem heb kunnen zeggen, slaat hij keihard met zijn vuist tegen de muur – vlak naast mijn hoofd. Hij kijkt me grijnzend aan en beent weg.

Hoe, vraag ik me af, had ik moeten reageren als hij mij echt had geslagen?
Tijdens de lunchpauze gooi ik het probleem in de groep. ‘Officieel,’ zegt collega Bouali, ‘mag je alleen gepast geweld gebruiken. Dat betekent dat je iemand een zelfde soort klap terug mag geven en zo nodig tegen de grond mag werken. Maar in mijn cultuur is respect heel belangrijk. Dus als iemand mij iets flikt, sla ik hem helemaal de tyfus.’

Collega De Waal, een beer van een vent, schuwt de ferme benadering ook niet. Hij slaat ze ‘helemaal de tering’. Vooral als ze hem bespugen. ‘Dat is in hun land namelijk een enorme belediging.’ Laatst had hij een akkefietje met een gedetineerde die zijn cel niet meer in wilde. De man ging als een baby op de grond zitten huilen. ‘Dus ik trek mijn handschoenen aan, pak hem beet en donder hem zo naar binnen. Kwam de medische dienst later verhaal halen. Die jongen zou psychisch in war zijn. Ja hoor, zei ik, dat zijn ze allemaal hier. Stelletje komedianten.’

Collega Den Breede stipt aan dat de afdelingshoofden het voorbeeld geven. ‘Pas nog, bij een opstootje, draaide Fred nogal stevig iemands arm op zijn rug. “Krak,” klonk het. Ik vroeg of we daar niet even naar moesten laten kijken. “Nee, hoor,” zei Fred, “Dat komt nog wel een keer.”’

De Waal giert het uit. Sommige afdelingshoofden zijn ‘echte teringlijers’, zegt hij. Mensen zoals Fred, daar kan hij mee lezen en schrijven. ‘Die zeggen gewoon: “Jongens, als het echt niet anders kan, dan moet het maar. We zien wel wat we in het rapport zetten.”’

Blusmiddelen
Op 3 november 2005 liet minister Verdonk in een brief aan de Tweede Kamer weten dat ‘per direct’ verscherpt toezicht zou plaatsvinden op de brandveiligheid van de detentieboten. De brandweer Rotterdam voerde kort erna een inspectie uit, waarover op 23 november 2005 een rapport verscheen. Er waren gebreken geconstateerd aan de compartimentering van de boten, aan de verlichting die de vluchtroutes en de nooduitgangen moet aangeven en aan de blusmiddelen. De brandweer beoordeelde de brandveiligheid als ‘voldoende’, maar beschouwde het naleefgedrag van de voorschriften als een ‘een nadrukkelijk zorgpunt’. Het advies: zorg dat nieuw personeel beter is opgeleid op het gebied van brandveiligheid.

Dat was ik niet. Mijn cursus Bedrijfshulpverlening, die ik half februari dit jaar van Securicor had moeten volgen, duurde twee dagen. Eén ervan was ingeruimd voor ‘Alarmeren, ontruimen en brandbestrijding’. De docent, een oud-brandweerman, vertoonde twee instructievideo’s en strooide wat met anekdotes. Daarna liet hij ons ieder drie brandjes blussen. Ook deze cursus werd niet afgesloten met een toets of examen. Wel met een wijze raad. ‘Dames en heren, onthoud één ding,’ zei de docent, ’waar rook en vuur zijn, bent u niet. Als het echt mis gaat: gymschoenen kopen en weglopen.’

Dit is een ingekorte versie van het verhaal, dat nog vele follow-ups heeft gehad en reacties aan anderen heeft ontlokt. Alle artikelen vind je in het VN-dossier Detentieboot.

TOELICHTING
Van journalist tot detentietoezichthouder in negen dagen

Nu de eindconclusies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid nog harder zijn gebleken dan de ‘voorlopige bevindingen’ waar Robert van de Griend het mee moest doen toen hij zijn verhaal schreef, wekken zijn in VN opgetekende undercoverervaringen op een Rotterdamse illegalenboot eigenlijk nauwelijks meer verbazing. Alles wat er aan het uitzetcentrum op Schiphol mis kón zijn, was mis. En op de scholing en aansturing van het personeel, afkomstig van een beveiligingsbedrijf dat ook personeel aan de illegalenboot in Rotterdam levert, valt heel wat aan te merken.
Noot van de redactie: net als zijn artikelen in VN dateert deze toelichting van vóór verschijning van het definitieve rapport van de Onderzoeksraad.

Door Robert van de Griend

Toen op 27 oktober 2005 bij een brand in het uitzetcentrum op Schiphol-Oost elf doden en vijftien gewonden vielen, barstte in Nederland direct een hevige discussie los. Die discussie richtte zich in de eerste plaats op de brandveiligheid van het cellencomplex. Waar de brandweer van de gemeente Haarlemmermeer in september 2005 nog zijn goedkeuring had verleend, luidt het voorlopige oordeel van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat er van alles aan het complex mankeerde. In de tweede plaats is veel commotie ontstaan over het personeel van het uitzetcentrum. Sommige advocaten en activisten beweren dat de bewakers laks en onprofessioneel op de brand hebben gereageerd en medeverantwoordelijk zijn voor de dood van elf illegalen.

Minister Verdonk houdt tot op de dag van vandaag vol dat er ‘heel adequaat’ is gehandeld. Uit de voorlopige bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid kan worden opgemaakt dat dat in ieder geval formeel niet klopt. De bewakers hebben, in strijd met het ontruimingsplan, als eerste de cel geopend waar de brand woedde, terwijl ze met de omliggende cellen hadden moeten beginnen. Nu ontstond zoveel rookontwikkeling in het complex dat het personeel niet meer in staat was alle gedetineerden te bevrijden.Van verschillende kanten is openlijk in twijfel getrokken of de bewakers hun vak überhaupt wel verstonden. Dat ging vooral over de medewerkers van Securicor, het particuliere beveiligingsbedrijf dat zeker de helft van het personeel had geleverd, zoals het dat ook heeft gedaan voor alle andere detentiecentra in Nederland. Zij zouden (nog) minder van toeten of blazen weten dan de beveiligers van DJI, de afdeling van Justitie die de andere helft van de manschappen verzorgt. Securicor-directeur Hans Duijst wilde er niets van weten. ‘Alle bewakers hebben een relevante basisopleiding van hooguit een jaar,’ zei hij in NRC Handelsblad. ‘Dan voldoen ze aan alle eisen die het ministerie van Justitie stelt.’

Het verhaal kreeg een staart toen Vluchtelingenwerk Nederland naar buiten bracht dat de opvang van de overlevenden van de Schiphol-brand beneden alle peil was. Op de bajesboten in Rotterdam, waar zesennegentig van de illegalen uit het cellencomplex naartoe waren gebracht, zou nauwelijks psychische of medische zorg zijn verleend. Ook zou er een mensonterend regime heersen. En dat terwijl minister Verdonk juist had beweerd dat ‘maximale zorg en begeleiding’ geboden waren.
Na zoveel tegenstrijdige geluiden over hoe Nederland met illegale vreemdelingen omgaat, werd het hoog tijd zelf een kijkje te gaan nemen.

Undercover

Onderwerp van mijn onderzoek werd de Rotterdamse detentieboot Bibby Stockholm. Daar ging ik op zoek naar het antwoord op een aantal prangende vragen. Hoe humaan worden illegale vreemdelingen op de detentieboot behandeld? Hoe competent is het personeel dat er werkt? En hoe veilig is het op de Bibby Stockholm? Omdat ik het maatschappelijk belang van mijn onderzoek groot genoeg achtte, en omdat ik mijn onderzoek op geen enkele andere manier zou kunnen uitvoeren, besloot ik undercover te gaan. Het kostte weinig moeite om bij de Bibby Stockholm aan boord te komen. Acht dagen na de brand op Schiphol verscheen op de website van het beveiligingsbedrijf Securicor een vacature. Onder de olijke kop ‘Alle hens aan dek!’ werden detentietoezichthouders voor de boot gevraagd. De functie-eisen voor deze ‘uitdagende baan in een spannende werkomgeving met uitstekende arbeidsvoorwaarden’ waren niet al te hoog. Solliciteren kon via een formulier op de site. Ik vulde het vrijwel geheel naar waarheid in. De volgende dag ging de telefoon. Een medewerker van Securicor nodigde me uit voor een gesprek.

De sollicitatieprocedure, die verder uit een psychologische test en een screening door politie en justitie bestond, had niet veel om het lijf. Al snel kreeg ik te horen dat ik was aangenomen. Alleen een opleiding ‘detentietoezichthouder’ en een cursus bedrijfshulpverlening stonden nu nog tussen mij en de Bibby Stockholm in. Maar ook die bleken nauwelijks iets voor te stellen. De cursussen duurden samen negen dagen, waren weinig leerzaam en kenden geen examen. Zonder moeite behaalde ik mijn certificaten. Op 20 februari kon ik aan de slag als detentietoezichthouder.

Op de Bibby Stockholm was ik medeverantwoordelijk voor het welzijn van 472 illegalen. Ik sloot ze in, sloot ze uit, bracht ze eten, begeleidde ze naar de dokter en was het eerste aanspreekpunt bij al hun vragen en problemen. Daarnaast werd ik geacht op te treden bij vechtpartijen, verwondingen, brand en andere calamiteiten. Mijn functie stelde me in de gelegenheid alle hoeken en gaten van de bajesboot te bekijken. Ik kwam in de (isoleer)cellen, de recreatieruimtes, de personeelskantine, de vergaderzalen en de directiekamer.

Wat bleek? Op de Bibby Stockholm werden illegale vreemdelingen niet humaan behandeld. Het personeel was niet competent. En het was niet veilig op de boot. Ik ontdekte dat de gevangenen maandenlang onder onmenselijke omstandigheden vastzaten, door de bewakers als oud vuil werden behandeld, en één voor één doordraaiden. Ik ondervond dat de bewakers ongemotiveerd waren, zich agressief opstelden en niet in staat waren correct op te treden bij vechtpartijen, verwondingen of brand. Ik constateerde dat de leiding haar personeelsleden als nummers behandelde, niets met hun klachten deed en amper nazorg verleende als de bewakers weer eens met een (poging tot) zelfmoord of zelfverminking waren geconfronteerd.

Het was allemaal moeilijk te rijmen met de uitspraak die minister Donner in dezelfde periode deed tegenover TV Rijnmond. De boten ‘voldoen aan de eisen die je op dat punt kunt stellen’, zei hij. ‘Het is voor degenen die er zitten wat dat betreft helemaal niet zo’n ongemakkelijke accommodatie, vergeleken bij de alternatieven die er zijn.’

Schrijven op het personeelstoilet
Na twee weken, op de laatste dag van mijn proeftijd, zegde ik mijn baan op, met het argument dat ik het werk ‘emotioneel te zwaar’ vond. Daar was geen woord van gelogen. Ik werkte mijn aantekeningen – die ik stiekem op het personeelstoilet had gemaakt – uit, en vergeleek ze met de krantenartikelen, internetinformatie en inspectierapporten die ik eerder had gevonden. Één rapport, dat ik officieel via de WOB had moeten verkrijgen, was me door een anonieme bron toegespeeld. Samen leverden de gegevens het eerste deel op van mijn artikel ‘Undercover op de illegalenboot’, dat op 25 maart in Vrij Nederland verscheen (zie artikel hiervóór). Een week later publiceerde ik het tweede deel waarin ik méér misstanden onthulde, maar vooral antwoord probeerde te geven op de vraag: hoe kan dit in Nederland bestaan? Ik maakte wederom gebruik van krantenartikelen, internetinformatie en inspectierapporten, en hield nu ook interviews met betrokkenen en deskundigen. In het artikel stelde ik vast dat minister Donner weinig geld in het detentiecentrum heeft gestoken en verontrustende evaluaties naast zich heeft neergelegd. Dat gevangenen op de bajesboot amper de mogelijkheid hebben tot klagen en ook daarbuiten nauwelijks een rechtspositie hebben. Dat een organisatie als Humanitas, die de gedetineerden een luisterend oor wil bieden, buiten de boot wordt gehouden. En dat zeventig procent van de gevangenen niet het land wordt uitgezet, maar op straat wordt gesmeten.

Omdat ik wilde voorkomen dat ik via een kort geding een publicatieverbod aan de broek zou krijgen (hetgeen Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad overkomen is, zie hun inzending in dit jaarboek, red.), heb ik gewacht tot het tweede deel van ‘Undercover op de illegalenboot’ voor ik wederhoor heb toegepast. Zowel het ministerie van Justitie als het beveiligingsbedrijf Securicor liet weten zich ‘niet te herkennen’ in het beeld dat Vrij Nederland had geschetst.

Het artikel heeft voor veel commotie gezorgd. Politieke partijen van links tot rechts spraken schande en eisten een diepgravend onderzoek. Minister Donner zegde dat toe. Vrij Nederland werd overspoeld met reacties van gevangenen, advocaten, geestelijk verzorgers, mensenrechtenorganisaties en zelfs bewakers die mijn bevindingen bevestigden. De media-aandacht strekte zich uit tot Australië. Een filmploeg uit Melbourne reisde naar Nederland om een reportage te maken, die behalve down under, ook in Amerika en op Al Jazeera zal worden uitgezonden. In het raadhuis van Zaanstad, waar ook twee bajesboten worden geplaatst, werd naar aanleiding van het artikel een spoedvergadering belegd. De raadsfracties maakten zich zorgen over de omstandigheden op de boten. Bart Kroon, directeur van de Dienst Justitiële Inrichtingen, kwam speciaal uit Den Haag om de boel te sussen. Vrij Nederland had leugens verspreid, hield Kroon de raad voor.

De tyfus slaan
Mij leverde het artikel vooral veel nieuwe informatie op. Ik kreeg genoeg (anonieme) tips en vertrouwelijke documenten in mijn postvak om nóg enkele artikelen over de bajesboot te kunnen schrijven. Zo kon ik op 6 mei berichten dat ook de medische en psychische zorg op de bajesboot ver onder maat zijn, en dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg zich ongerust maakt.

Op 24 mei verscheen het inspectierapport over de Bibby Stockholm. De Inspectie voor de Sanctietoepassing en de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, die het onderzoek in opdracht van Donner hadden uitgevoerd, kwamen grotendeels tot dezelfde bevindingen als ik. De onderzoekers somden tientallen misstanden op (bovenmatige verblijfsduur, slechte medische zorg, bewakers die de brandvoorschriften niet kennen) en brachten ongeveer evenveel adviezen tot verbetering uit. Wonderlijk genoeg luidde de conclusie van het rapport dat er géén reden is tot paniek. Op de bajesboot vinden geen ‘structurele misstanden’ plaats, schreven de onderzoekers. Wat zij daaronder verstaan, werd niet gepreciseerd. Het rapport vermeldt verder dat zaken als ‘machtsmisbruik’, ‘discriminatie’, of ‘seksuele intimidatie’ op de Bibby Stockholm ‘geen issue’ zijn. Dat lijkt een overhaaste conclusie. Van de vier en een halve dag die aan het onderzoek is besteed, werd slechts één dag ingeruimd voor inspectie van de boot. Voor de rest baseren de onderzoekers zich grotendeels op gesprekken met betrokkenen. Er zijn acht gesprekken gevoerd met in totaal dertien van de 444 gevangenen. Er is drie keer gesproken met groepjes van drie bewakers. Dat lijkt een weinig betrouwbare methode om te controleren of de Bibby Stockholm écht geen bewakers heeft die gedetineerden ‘de tyfus slaan’, of gevangenen die elkaar verkrachten, zoals personeelsleden van de boot mij hadden verteld. Bovendien wordt in het rapport geen transcriptie van deze ‘gestructureerde interviews’ gegeven. Ook een korte samenvatting of een vragenlijst ontbreken. Dat maakt het onmogelijk na te gaan hoe de gesprekken werkelijk zijn verlopen.

Een aantal zaken is door de onderzoekers niet onderzocht. Er staat niets in het rapport over de mate waarin criminele illegalen op één cel worden geplaatst met illegalen zonder strafblad. Er wordt niets vermeld over de richtlijnen die bewakers hanteren om gevangenen in een observatiecel vast te zetten. Er staat niets over de hoeveelheid agressie op de boot. Er wordt niets gezegd over zelfverminking of poging tot zelfmoord onder de gevangenen.

En zo dreigt een grove misstand, waarvoor de Nederlandse overheid direct verantwoordelijk is, in de doofpot te verdwijnen. Waarmee ik ben aanbeland bij de vraag wat ik van dit onderzoeksproject heb geleerd. In ieder geval twee dingen. Ten eerste: de media moeten, méér dan ze nu doen, de Nederlandse overheid streng controleren, daar onze bewindslieden er keer op keer blijk van geven onbetrouwbaar te zijn, en omdat het kabinetsbeleid grote schade kan aanrichten. Ten tweede: het hoeft helemaal niet zo ingewikkeld te zijn om de Nederlandse overheid te controleren. Soms kom je met het invullen van een sollicitatieformulier op internet al een heel eind.

Gerelateerde artikelen

Overheidsorganisaties moeten beter samenwerken met Woo-verzoekers. Stel hun informatiebehoefte centraal, bepaal samen hoe die het beste kan worden vervuld en lever vervolgens ook. Volg voor de samenwerking bovendien een openbare leidraad, zodat beide partijen weten wat ze van elkaar mogen verwachten.

Ministeries doen steeds langer over de behandeling van een Woo-verzoek. De Wet open overheid schrijft voor dat iemand die een informatieverzoek doet, binnen 42 dagen een besluit moet ontvangen. Het afgelopen jaar duurde het gemiddeld 172 dagen voor er een besluit was genomen, waar dat in 2022 nog 167 dagen was. Slechts in 17 procent van de verzoeken wordt een besluit tijdig genomen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van Open State Foundation, Instituut Maatschappelijk Innovatie en de Universiteit van Amsterdam.

Sluit je aan bij de vereniging van onderzoeksjournalisten

En vergroot je kennis én netwerk