VVOJ Conferentie 2004
Titel: Stiekem onderzoeksjournalistiek doen in de regio
Workshop: De beste stuurlui
Sprekers: Bart van Eldert en Iris van den Boom (Utrechts Nieuwsblad)
Voorzitter: Henk Blanken (Dagblad van het Noorden)
Datum en tijd: Vrijdag 19 november, 13.30 – 14.45 uur
Verslaggever: Marcel van Silfhout
De meeste kranten kennen het probleem. Een dagkrant en onderzoeksjournalistiek gaan moeilijk samen. Maar bij een regionale krant is het pas echt roeien tegen de stroom in. Je zou zelfs kunnen spreken van een anti-klimaat voor onderzoeksjournalistiek. De teruglopende oplages en daarmee gepaard gaande bezuinigingen maken het er niet beter op. De krant moet elke dag weer vol, ook al zijn er steeds minder journalisten om al die pagina’s te vullen. Kom er dan maar eens om als regionale journalist dat je drie weken (of zelfs zeven maanden!) aan één verhaal wilt wijden.
Collega’s van het Utrechts Nieuwsblad vonden een oplossing: ondergrondse onderzoeksjournalistiek. Maandenlang werd er met maar liefst drie verslaggevers en één chef projectmatig gewerkt aan een onthullende verhalenreeks over misstanden in Jeugdinrichting Den Engh in Den Dolder. Zonder dat de andere redacties er teveel van mochten merken.
Wat begon met veel anonieme telefoontjes en een vage ontmoeting in een kroeg, liep uit een journalistiek avontuur van zeven maanden. ,,Eigenlijk”, zegt UN-verslaggever Iris van den Boom, ,,werden we het ons pas later bewust dat we bezig waren met onderzoeksjournalistiek.” Er was zelfs een moment dat ze er het bijltje bij neer wilde gooien. ,,We spraken met tientallen mensen, hoorden allerlei flarden van verhalen over de puinzooi op Den Engh. Maar we zagen door de bomen het bos niet meer.” Intussen zat de krant ook nog zonder hoofdredacteur en dreigde het verhaal weg te zakken. Bart van Eldert, chef van de nieuwsdienst bij het UN, zegt dat op dit moment de koppen bij elkaar werden gestoken. Besloten werd om de zaak projectmatig aan te pakken. Er werden vaste vergadermomenten afgesproken, actielijstjes opgesteld en taken verdeeld. Elk gesprek met een of meerdere bronnen werd teruggekoppeld. Alles werd uiteindelijk in een onderzoeksdossier van drie ordners dik opgeslagen. Bepaald ongewoon voor journalisten van een dagkrant.
,,Maar het belangrijkste”, zegt Van Eldert, ,,is dat we ons verhaal op de redactie nooit het stempel onderzoeksjournalistiek hebben gegeven. We hebben alles tussen het reguliere werk door geweven.” Er werd dus niet gekozen om één of twee verslaggevers volledig vrij te maken. De drie verslaggevers die met Den Engh aan de gang gingen, deden dat tussen hun reguliere werk door. Ze gingen telkens in wisselende samenstelling met zijn tweeën op pad, om beetje bij beetje informatie te vergaren. Tot het moment waarop er voldoende materiaal was om een verhalenreeks te maken. ,,De hoofdredactie wist wel dat we bezig waren, maar we hebben ze er niet teveel over verteld. Anders krijg je steeds die vraag: waar blijft het nou.” Volgens de nieuwsdienstchef zou het anders teveel zijn opgevallen dat drie verslaggevers van de nieuwsdienst – die in feite bedoeld is om alle regionale redacties inclusief de vóór- en algemene pagina’s te bedienen – veel tijd spendeerde aan dit ene verhaal. ,,De vraag was: hoe val je níet op. Hoe voorkom je scheve ogen die zeggen ‘waarom krijgen zij zoveel tijd terwijl wij zoveel pagina’s moeten vullen’? Maar onderzoeksjournalistiek gaat altijd tegen de routine van een dagkrant in, je moet daar tegenin werken. Zelfs al zeg je dat er iets moois van komt. Het probleem voor ons was dat het pas af kon zijn als alle vragen waren beantwoord.”
Deze aanpak zou niet zijn geslaagd zonder de bemoeienis van de nieuwsdienstchef. ,,Afspraken met bronnen van Den Engh kregen bij mij voorrang ten opzichte van de dagkrant,” zegt Van Eldert. Door deze arbeidsintensieve aanpak kreeg het verhaal langzaam aan gestalte. Het voordeel was dat de drie verslaggevers taken konden verdelen en elkaar scherp konden houden. Maar de aanpak had ook een nadeel. Van den Boom: ,,We waren wel bang dat we onze bronnen kwijt zouden raken, dat het te lang voor ze zou gaan duren. Maar we hadden nu eenmaal veel tijd nodig om dingen te checken en zoveel mogelijk mensen te spreken, bijvoorbeeld van andere jeugdgevangenissen. Om te zien wat de verschillen zijn tussen ”normale” jeugdgevangenissen en Den Engh.”
De bronnen werden echter wel degelijk ongeduldig. En waar voor werd gevreesd, gebeurde. Van den Boom: ,,We hoorden ineens dat de Volkskrant zich ook met Den Engh bezig hield.” Daardoor viel voor Van Eldert het plan in duigen om het publiceren van de verhalen met persberichten en radiospotjes te begeleiden. Van den Boom: ,,Het grappige is dat we een e-mail kregen van het Volkskrant-verhaal, nog vóór het in die krant stond. Gelukkig bleek dat ze lang niet zoveel wisten als wij.”
Uiteindelijk stonden de verhalen prominent in het Utrechts Nieuwsblad en leverde de productie ook een stroom aan vervolgberichten en landelijke aandacht op. Minister Donner antwoordde op Kamervragen dat er niets aan de hand zou zijn dan het galspuwen door oud-personeel. Uiteindelijk besloot Donner om de Inspectie Jeugdzorg een onderzoek te laten doen. Dat onderzoek loopt nog.
Van den Boom zegt een hoop te hebben geleerd van het spitwerk. ,,Het is een cursus van zeven maanden geweest. Eigenlijk zou iedereen bij het UN dit moeten kunnen. Maar ja, je kunt niet in één keer 120 collega’s overtuigen.” De keus om onderzoeksjournalistiek ‘sprokkelenderwijs’ te doen vindt ze nog steeds de juiste keus. ,,Ik weet wel dat hier bij de VVOJ het idee is dat je iemand vier maanden in een hok moet opsluiten voordat je het onderzoeksjournalistiek kunt noemen. Maar voor mij is het toch wel belangrijk dat ik af en toe een stukje in de dagkrant kan schrijven.”
Op de vraag vanuit de werkgroep of er een beter onderzoeksklimaat begint te komen bij het UN antwoord Van Eldert: ,,Het begint te komen. Onze nieuwe hoofdredacteur wil het in elk geval meer aandacht geven. En het UN sponsort deze conferentie. Maar het blijft lastig. Zelfs nu het UN na de moord op Theo van Gogh met onthulling na onthulling kwam over de AIVD, zijn er collega’s op de krant die zeggen: ‘moeten we daar nog wel mee doorgaan?” De plaatselijke jubilerende breinaaldenvereniging moet immers ook de nodige aandacht in de regionale krant.”